Eenzaam in een bootje (verhaal)

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Haar krullende rode haren waaiden rond haar gezicht, terwijl ze met een vermoeide blik over de eindeloze zee uitkeek. Zou hier ooit een einde aan komen? Het water dat zich uitstrekte zover het oog reikte, de wind die de golven genadeloos opjoeg en striemen achterliet op haar gezicht. Ze wilde schreeuwen, huilen en krijsen, zo diep had de wanhoop zich al geworteld.

Een zachte zucht verliet haar lippen, die nauwelijks meer was dan een uitademing, en haar handen klemden zich nog wat strakker om de reling van het armzalige houten bootje waarin ze zich bevond. Splinters boorden zich in haar huid, maar echt veel kon het haar niet schelen. Haar oogleden dreigden dicht te zakken van vermoeidheid en ze had geen idee hoelang ze hier al stond, maar weggaan wilde ze niet.

De baas had haar gezegd de wacht te gaan houden en op de uitkijk te staan voor zeemonsters, dus dat is wat ze deed. Haar ogen speurden het water af, die ze alweer snel omhoog richtte naar de hemel, zodra ze een druppel regenwater op haar schouder voelde. Het duurde niet lang voordat het plensde en haar dunne kleding volledig doorweekt raakte, wat ervoor zorgde dat er een rilling over haar ruggengraat trok van de kou, maar ook dat maakte haar niet uit.

Ergens was het zelfs een plezierig gevoel, waar ze zich compleet liet onderdompelen door de kilte. Een vage glimlach speelde rond haar lippen, terwijl ze heen en weer wiegde op het ritme van de boot, waarbij haar hemelsblauwe ogen met een glazige blik van regendruppel naar regendruppel sprongen. Na een tijdje begon ze zacht te giechelen en begon ze de vallende druppels hardop te tellen.

"Een regendruppel... Twee regendruppels..."

Opnieuw giechelde ze zachtjes en ze zwaaide op haar benen, zichzelf steviger vastklemmend met haar handen aan de houten rand van het bootje om overeind te blijven, daarbij de splinters dieper in haar handpalmen drijvend.

Opeens was er een hand op haar schouder en een kalme stem die zei: "Kom, Kari, als je hier blijft staan wordt je nog ziek."

De stem behoorde tot een bruinharig meisje met een bezorgde blik in haar donkergroene ogen. Voorzichtig pakte ze Kari's hand en trok ze het tegenpruttelende meisje mee naar de andere kant van het wiebelende bootje, waar ze haar naar beneden duwde zodat ze op de bodem van het bootje kwam te zitten.

"Blijf hier zitten, Kari," commandeerde ze het bibberende meisje, die zachtjes dingen mompelde over een 'baas' die gezegd had dat ze de wacht moest houden voor zogenaamde zeemonsters. Voordat ze zich omdraaide, gaf het meisje Kari een aai over het hoofd, wat liet zien dat ze veel om het meisje moest geven.

Met soepele en behendige passen, die duidelijk maakte dat ze veel ervaring had wat betreft balanceren in een schommelend bootje, begaf ze zich naar het midden ervan. Vervolgens haalde ze een deken onder een plank die als bankje diende vandaan. Algauw was ze weer terug bij Kari en wikkelde ze de deken om haar heen, wat haar een vragende blik van haar opleverde, maar al snel richtte Kari haar blik weer op de bodem van het bootje. Dit zorgde ervoor dat haar rode haren voor haar gezicht vielen, haar uitdrukking verborgen achter een dik gordijn.

Op zachte toon vroeg ze: "Waarom geef je toch zoveel om me, Rena? Het was mijn fout, dus waarom doe je dit nog? Ik verdien het niet..." Ze giechelde zachtjes. "Ik verdien het absoluut niet!"

De laatste zin was meer een verstikkende schreeuw en het leek alsof ze zou gaan huilen, maar Rena wist dat dat niet het geval was.
Kari keek op, haar haren uit haar gezicht vegend, en een grijns was begonnen zich op haar gezicht te vormen. Haar blauwe ogen maakten oogcontact met de groene, die bezorgd terug staarden in die diepe poelen die elke logica hadden verloren, voordat zacht gegiechel haar oren binnendrong.

Rena zuchtte zachtjes en liet zich op haar hurken zakken, waarna ze haar gestoorde vriendin in een omhelzing trok, haar zachtjes over haar rug wrijvende, terwijl het gegiechel langzaam overging in luid gelach, dat werd ondersteund door het ritmische tikken van de regen, het waaien van de wind en het klotsen van de golven tegen het bootje. Zelfs de meeuwen leken eraan mee te doen met hun oorverdovende gekakel.

"Blijf lachen, hoe verschrikkelijk je je ook voelt," was iets dat Kari ooit aan Rena had verteld en die eigen regel was iets dat zijzelf nooit had gebroken.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro