Het eekhoornverhaal (verhaal)

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het eekhoornverhaal.

De woede in de jongen bouwde zich in een razend tempo op. Het verspreidde zich door zijn aderen en zijn schouders spanden zich aan. Hij balde zijn vuisten en zijn nagels drukten zich in zijn handpalmen. Zijn ogen schoten heen en weer en de frustratie kolkte rond in zijn maag. Hij had zin om ergens mee te smijten, het kapot te gooien, wat dan ook! Zijn kaken klemde hij zo hard op elkaar dat het bijna pijn deed. Met vuurspuwende ogen keek hij het rustige bos rond, waar alles rustig was. De krekels tjirpten, de vogels zongen en de bladeren ritselden. Er was geen spoor meer te zien van het jongetje dat hier tien minuten geleden langs was gestormd, op wat platgedrukte aarde en afgebroken takjes na, die ook van een verdwaald hert zouden kunnen zijn. Bijna ontsnapte er een onbeheerste grom uit de mond van de jongen, van pure ergernis omdat zijn broertje weer eens was weggerend. Hij luisterde ook nooit naar hem! Waarom was dat joch toch zo irritant?

De rust van het bos kalmeerde hem niet, integendeel, het maakte hem juist nog gefrustreerder dan hij al was. Hij begon door het bos heen te stampen, met nog luidere stappen dan een olifant, terwijl takjes kraakten onder zijn voeten. Er zat nu helaas niets anders op dan blijven schreeuwen en roepen, in de hoop dat zijn broertje nog niet te ver weg was en voor een keer naar hem zou luisteren.
"Acorn!" riep hij, terwijl hij zijn frustratie er zowat uitschreeuwde. Niemand reageerde, alleen een eekhoorn schoot weg in een boom.
"Acorn!" riep hij nogmaals, ondanks dat hij wist dat het tevergeefs was.
Opeens ritselde er iets in de struiken, geen bladeren, nee, alsof iemand of iets zich een weg erdoorheen baande. "Acorn?" vroeg hij op een ietwat hoopvolle toon.
Hij kreeg een antwoord, maar het was niet van zijn broertje. "Zeg, idioot, waarom schreeuw jij het hele bos bij elkaar op zoek naar een stomme eekhoorn? En waarom noem je hem dan in vredesnaam ook Eekhoorn?"

Het was een meisjesstem, waarbij de verbazing en het onbegrip in haar stem weerklonk, terwijl ze zich een weg baande door een struik. Doorns bleven haken aan haar kleding en zorgden voor schrammen op haar handen. Een pluk van haar zwarte haren bleef haken aan een tak, die ze vervolgens ruw lostrok, en een paar niet zo nette woorden verlieten haar mond.
"What the-" klonk het verbaasd toen de jongen het meisje zag, de rest van zijn zin inslikkend. Hoe kwam dat meisje hier? Waarom was ze überhaupt in dit bos? Hij had hier nog nooit iemand anders gezien! Wacht even, als ze hier was, misschien had ze zijn broertje gezien? Een sprankje hoop welde in hem op en enthousiast vroeg hij: "Heb jij hem gezien?"

Met een sceptische blik nam het donkerharige meisje hem op, voordat ze hem toesnauwde: "Natuurlijk heb ik hem niet gezien, sukkel! Is het ooit in je op gekomen dat er meerdere eekhoorns in een bos leven?" Een vermoeide zucht ontsnapte aan haar lippen, voordat ze vervolgde: "Welke idioot noemt een eekhoorn nou Eekhoorn en raakt hem dan kwijt in een bos? En waarom neem je dan ooit een eekhoorn als huisdier? Dat is het domste wat ik ooit heb gehoord! En ik heb een heleboel idiote dingen gehoor-"

De bruinharige jongen onderbrak de woordenstroom van het meisje, inmiddels al zeer geërgerd omdat ze zomaar van iets uitging, door te zeggen: "Houd nou eens je mond, praatgrage griet! Dat is slechts zijn naam en-"
"Ja joh, dat dat zijn naam is had ik allang door, domkop," zei ze rollend met haar ogen. "Probeer me eens iets nieuws te vertellen, wat nie- Ah!"
Ze greep naar haar wang en staarde de jongen beledigt aan met haar donkergroene ogen. Hoe durfde hij haar te slaan? Ze was hem net iets belangrijks aan het vertellen, dus hij zou moeten luisteren, en haar al helemaal niet mogen slaan! Verontwaardigd wilde ze haar hand heffen om hem terug te slaan en ze had haar mond al open om iets te zeggen, toen ze opnieuw een klap kreeg.
"Probeer me nu niet nog eens iets wijs te maken gebaseerd op vooroordelen, arrogante trut! Luister eerst eens naar wat ik te zeggen heb!"

Met vonkelende ogen van woede staarde de jongen haar aan, ondertussen een stap naar achteren zettend. Ze moest eens haar mond houden en stoppen met vooroordelen vellen, anders zou hij haar nog eens wat aandoen! Met het kleine beetje logische verstand dat hij nog had kon hij nog bedenken dat hij gewoonweg te boos was om het misverstand rustig aan het meisje uit te leggen, dus hij haalde even diep adem en telde tot tien, proberend om kalmer te worden. Toen dat niet lukte, sloeg hij gefrustreerd met een hand de schors van een dunne boom kapot, in een poging zijn opgekropte emoties te uiten. Het meisje stond met gefronste wenkbrauwen toe te kijken. Wat was hij aan het doen? Verward zette ze een stap naar voren, terwijl ze aarzelde of ze nou wel of niet iets moest zeggen, want ze was behoorlijk geschrokken van zijn uitbarsting van zojuist.

"Ehh... Gaat het wel?" vroeg ze aarzelend, met grote ogen toekijkend.
De jongen zuchtte vermoeid en zei: "Ja, nee... Ik weet het niet." Gefrustreerd haalde hij een hand door zijn bruine haren. "Het spijt van daarnet, ik kan soms nogal... Fel uit de hoek komen."
Nieuwsgierig nam hij haar op. Ze kwam een stuk minder arrogant en zelfverzekerd over dan daarnet, bijna onzeker zelfs, en het was duidelijk dat ze geschrokken was. Een pluk zwart haar viel voor haar ogen toen ze haar hoofd zijn richting op draaide, die ze vervolgens uit haar gezicht veegde. "Het spijt mij ook om dat allemaal zomaar te zeggen... Ik..." Ze nam een diep teug adem. "Ik had verdrietig nieuws te horen gekregen, dus ik was een beetje van streek."

Een voorzichtige glimlach verscheen op het gezicht van de jongen. "Ik denk dat we allebei onze redenen hadden om boos te zijn," zei hij, zachtjes grinnikend. "Wat denk je ervan als we opnieuw beginnen? En dan kan ik meteen ook uitleggen waarom het leek alsof ik een eekhoorn die Eekhoorn heet aan het zoeken was."

Ook het meisje lachte nu zachtjes. "Ik vind dat een heel goed idee. Bij deze, ik ben Arina."
Met een lach rond haar lippen en een vrolijke twinkeling in haar ogen stak ze haar hand uit, zich opgelucht voelend dat ze het goed hadden gemaakt.
Hij nam haar hand aan en schudde hem, om vervolgens te zeggen: "Maclyn, aangenaam kennis te maken."
"Insgelijks," antwoordde ze, waarna ze vroeg: "Maar hoe zit het nou met die eekhoorn?"
Terwijl ze het vroeg, liet ze zijn hand los en ze staarde hem geïnteresseerd aan.

"Eigenlijk gaat het helemaal niet om een eekhoorn, maar om mijn weggelopen broertje, Acorn," vertelde hij, tegen een boom aanleunend.
"Wacht even, jouw broertje heet Eekhoorn?" vroeg Arina op hoge toon.
Lachend schudde hij zijn hoofd. "Nee, zo klinkt het alleen. Je spelt het als A-C-O-R-N."
"Oh zo, dus dat verklaart het. Sorry dat ik het verkeerd heb begrepen dan, ik kan soms nogal impulsief zijn." Ze gaf hem een verontschuldigende glimlach.
"Geeft niets hoor, ik heb je al vergeven. Het is tenslotte zijn schuld dat ik zijn naam zat te roepen hier in het bos. Echt waar, die lastpak!"
Het laatste riep hij gefrustreerd uit. Hij begreep maar niet waarom zijn broertje telkens wegliep, het was zo irritant!
"Hm..." Bedenkelijk keek ze voor zich uit, voordat ze opperde: "Misschien kan ik je helpen met zoeken? Dan hoef ik me ook niet meer schuldig te voelen!"
"Echt waar?" Met grote ogen keek Maclyn haar hoopvol aan, terwijl er een glimlach op zijn gezicht verscheen. "Dat zou geweldig zijn!"

Arina knikte en glimlachte terug. "Tuurlijk. Maar zeg, hoe ziet hij er dan uit? Als ik wil helpen met hem zoeken moet ik dat wel weten, denk ik. Straks kom ik nog met een wildvreemde aan!"
Maclyn grinnikte zachtjes. "Dat zou nog wat zijn, inderdaad." Vervolgens hield hij zijn hand op net iets onder zijn schouder en zei hij: "Ongeveer zo groot, roodbruine ogen en roodbruin haar, dat overal heen piekt. Lijkt op de kleur van de vacht van een eekhoorn. Hij is rond de twaalf jaar, heeft een donkere huid en een onschuldige blik, maar laat je niet voor de gek houden, want hij is een echte deugniet!"
"Ik denk dat ik nu wel een beeld van hem heb," knikte Arina, waarna ze Maclyn bij zijn pols pakte en hem meesleurde. "Kom op, laten we gaan zoeken! We hebben zeker nog een paar uur tot de zon ondergaat!"
Al lachend liet hij zich meetrekken, bij lange na niet voorbereid op wat ze zouden vinden.

Voor de volgende paar uur kamden de twee het bos uit, waarbij elkaar ondertussen steeds beter leren kennen.

Met haar dat vol met takken en bladeren zat, leunde Arina tegen een boom aan. "Ik wist niet dat zoeken zo vermoeiend was," mompelde ze zuchtend, ondertussen een spin van haar arm plukkend met een vies gezicht.
"Dat is zeker waar," knikte Maclyn instemmend, ondertussen even een stap achteruit zettend. "Ik begrijp echt niet hoe jij spinnen zo makkelijk kan aanraken, ik krijg echt de kriebels van die beesten."
"De grote stoere jongen die bang is voor spinnen, wat een plottwist!" riep ze dramatisch uit, een breed gebaar met haar armen makend.

Snuivend wilde hij daarop reageren, maar zijn gezicht trok plotseling in een frons, terwijl hij naar haar gebaarde om stil te zijn. "Hoor jij opeens ook zoveel gepiep, alsof er een aantal muizen hebben besloten een zangkoor te vormen?"
Na een moment van stilte knikte ze. "Nu je het zegt, eigenlijk wel, ja. Best wel vreemd, denk je niet?"
Hij maakte een instemmend humgeluid en liep een paar passen richting het geluid, met stappen die opeens heel veel luider dan daarvoor leken. De luchtige sfeer was verdwenen en een onheilspellend gevoel roerde zich in zijn maag, wat ervoor zorgde dat de haartjes op zijn armen overeind kwamen staan.
"Het ruikt opeens heel erg alsof er iets aan het rotten is..." mompelde Arina, die hem gevolgd was. Ze bevond zich vlak achter hem en greep voorzichtig zijn hand vast, met een duidelijk ongeruste uitdrukking op haar gezicht.

Maclyn slikte en duwde wat takken opzij, waarna een open plek onthuld werd en het vreselijke gezicht dat zich daarop bevond aan hen vertoond werd.

Haveloze eekhoorns met een aparte glans in hun ogen zaten rond een lichaam, waarvan ze zelfs leken te eten, waardoor een groot deel aan het gezicht werd onttrokken werd, maar de kleine delen die te zien waren zaten onder de wonden, waarvan niet te zeggen was of het door toedoen van de eekhoorns was of dat ze door iets anders veroorzaakt waren. Het lijk lag op het gras dat roodgekleurd was door het bloed en de ondergaande zon kleurde de open plek een sinister rood, waardoor het leek alsof de twee in een horrorfilm waren beland.

Arina slaakte een gil en stommelde achteruit, over haar benen struikelend en op de modderige grond terecht komend. Hierdoor schoten de eekhoorns piepend weg en Maclyns benen begaven het zodra hij het op wonderbaarlijke wijze ongeschonden gezicht van de dode zag. Het was het gezicht van zijn broertje. Zijn stem trilde toen hij eindelijk in staat was iets uit te brengen, terwijl de tranen ondertussen al over zijn gezicht stroomden, en het was nauwelijks meer dan een fluistering die werd meegevoerd door de huilende wind.

"Acorn..."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro