Wolf (verhaal)

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De wolf staarde in het duister, wachtend op iets wat nooit zou komen. Hij wist dat, maar dat betekende niet dat hij minder lang zou wachten. Een belofte was een belofte en hij hield zich altijd aan zijn beloftes. Zijn door de modder gerolde vacht was nauwelijks zichtbaar in het struikgewas en zijn gele ogen hielden de omgeving alert in de gaten. Hij zou alles geven om niet daar aan te hoeven denken, maar nu hij alleen was met zijn gedachten en omringt werd door de duisternis, dwaalden zijn gedachten af naar die noodlottige gebeurtenis van drie jaar geleden, die het begin van alles was geweest. Hetgeen niks had veranderd, behalve hemzelf.

"Dus dit betekent dat ik de Uitverkorene ben?" had hij gevraagd, met hoopvolle ogen naar de vrouw met de lange gouden haren starend. Zijn twaalfjarige zelf had niet beter geweten dan dat het een eer was, om uitgekozen te worden voor de Gevechten. Hij had gedacht dat hij een eerlijke kans maakte om te winnen en zichzelf omhoog te werken in de rangorde, maar inmiddels wist hij wel beter.

Een zachte lach ontsnapte aan de lippen van de vrouw, terwijl ze met vriendelijke ogen op hem neerkeek. Haar ogen waren diepblauw, als het gladde oppervlak van de oceaan vlak voordat het werd verstoord door een bries. Hij had toen nog niet geweten wat voor een kilte in die ogen verborgen had gezeten.

"Eerlijk gezegd betwijfel ik dat," vertelde de beeldschone vrouw hem. "De laatste 'Uitverkorene'", ze maakte aanhalingstekens met haar vingers, "werd al verslagen na tien minuten."
Vol met ongeloof keek hij haar aan. "Maar waarom worden we dan Uitverkorenen genoemd?"
Hij had niet begrepen wat het had ingehouden, en nog steeds begreep hij slechts de helft, maar zoveel maakte het hem niet meer uit.

De vrouw perste er een glimlachje uit en woelde kort door zijn witte haren. "Dat komt later wel, Nicro," zei ze, waarna ze een blik op haar horloge wierp. "Ik moet nu even iets gaan halen, als jij nu even hier blijft wachten, dan ben ik zo terug."
Ze draaide zich om, waarbij haar elegante jurk lichtjes heen en weer zwaaide, en vervolgens liep ze de witte kamer uit en deed de deur dicht. Het geluid van haar tikkende hakken had geëchood in de ruimte, waardoor hij het geluid van het slot dat werd omgedraaid niet had gehoord.

Hij herinnerde zich nog goed hoe ongeduldig hij was geweest, terwijl hij wachtte totdat de vrouw, die bekend stond als Laranie, terug zou komen. Maar sindsdien heeft hij haar nooit meer gezien. Zonder dat hij het had beseft, was Fase Een van de eerste Test al begonnen.

Die dag had hij de schrik van zijn leven gekregen en eigenlijk was toen zijn wantrouwen jegens hen al begonnen. Het was langzaam gegaan, maar naarmate de tijd vorderde had hij beseft dat hij slechts een van de velen was geweest. Hij was niks bijzonders en al zeker niet een 'Uitverkorene', zoals zij het graag noemden.

De dag dat het hem echt duidelijk werd, had hij besloten dat hij zijn eigen Uitverkorene zou worden. Hij zou hen laten zien dat hij anders was dan de rest en er zeker van maken dat zij hem nooit weer zouden onderschatten. Ze hadden gedacht dat hij een schoothondje was geweest en voor een tijdje was hij inderdaad verblind geweest, maar die tijd was allang voorbij.

Zijn gedachten vlogen in een razendsnel tempo voorbij totdat ze stopten bij een herinnering gemaakt van vuur, iets waarbij het kleine zaadje dat zijn haat toen nog was geweest was ontkiemt.

De vlammen dansten voor zijn gesloten ogen, de hitte en felheid stonden op zijn netvlies gebrand. Hoestend strompelde hij voort, zijn ogen traanden van de rook en het voelde alsof zijn keel in brand stond, maar stoppen deed hij niet. Hij kon niet nog iemand verliezen, niet nadat zij hem zijn gehele familie al hadden afgepakt. Verwoed vocht hij tegen zijn tranen, die nu niet meer alleen van de rook waren. Hij mocht niet huilen, dat had hij al te vaak gedaan.

De rook vulde de neus van de jongen, waardoor geuren nauwelijks nog te onderscheiden waren en zijn weg door het instortende gebouw nog moeilijker te vinden was. Een gepiep verliet zijn schorre keel toen de hitte zijn arm schroeide en hij zette snel een paar stappen opzij. Hij wist dat het beter was nu terug te gaan, nu hij nog instaat was om te horen boven het gebulder van de vlammen uit, maar dat kon niet, dat mocht niet. Opgeven bestond niet meer voor hem, zelfs als het zijn dood zou betekenen.

Verwoed wankelde hij naar voren, terwijl hij houvast zocht bij de zwakke muur. Het stond op instorten, dat wist hij, maar hij had iets nodig om op te leunen. Zijn benen stonden op het punt om het te begeven, toen hij ineens een zwak gekreun hoorden nauwelijks een paar meter voor zich.

Met zijn laatste krachten had hij zich erheen gesleept, terwijl hij een nauwelijks hoorbare fluistering uitbracht: "R-Riza...?"
Even was het stil geweest, voordat een hand plotseling de zijne had gegrepen en er met een verrassende kracht in had geknepen. Een bekende stem had geklonken, die zelfs nu de eigenaar ervan op sterven had gelegen nog krachtig wist te klinken. "Nicro... D-Dit is mijn dood... Beloof me, nee, zweer dat je me zal wreken."

Die woorden waren de aanleiding geweest om echte actie te ondernemen en vanaf toen was alles in sneltreinvaart gegaan, tot waar hij nu zat, in de bosjes, eenzaam, en zijn hart gevuld met haat.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro