40. ~Fabian Havemeesters.

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Je weet het, vetgedrukt=Engels.

Aeron.

"Fabian?" zucht de man ongelovig.

"Nee, Aeron," verbeter ik hem aarzelend. Waarom zou Jacques denken dat ik Fabian zou heten?

"Aeron," proeft de man mijn naam. "De laatste keer dat je hier was kon je nog geen Engels."

Ik knik, maar herinner me dan dat de man blind is. "Louise heeft het me geleerd."

De mondhoeken van de man krullen naar beneden. "Louise," zucht hij. "Ze zou al thuis moeten zijn."

Ik begin me plots zorgen te maken over de oude vrouw. Zouden ze haar vasthouden omdat ik ontsnapt was? Maar juist op dat moment gaat de deur van de veranda open. Louise stapt er met roodomrande ogen en een overvol dienblad doorheen.

"Ik heb even thee gezet, Jacques, ik..." Ze kijkt op. Recht in mijn gezicht. "Aeron," fluistert ze, en ze laat het dienblad vallen.

De scherven van de glazen en de theepot vliegen alle kanten uit, en iedereen krimpt een beetje ineen, behalve zij en ik.

Woordloos zitten we gevangen in elkaars blik. "Je leeft," zucht ze, en er wellen tranen op in de ooghoeken van haar rode oogjes. Ze rent op me af en omhelst me zo innig, dat alle wondjes die ik had, weer beginnen te prikken. "Je leeft," herhaalt ze snikkend.

"Ik dacht dat hij je vermoord had!" schreeuwt ze opeens, terwijl ze me langzaam loslaat. "Ik dacht dat het met je gedaan was," fluistert ze erachteraan.

Ik glimlch spijtig naar haar. "Ik leef nog," beaam ik. En weer barst de arme vrouw in snikken uit.

Ik begeleid haar naar een lege tuistoel en duw haar er zachtjes in, terwijl ik op het uiteinde ga zitten.

"Ik begrijp het niet," zeg ik tegen Jacques. "De wolven zijn bang van mensen. Waarom niet van u?"

"Ze zijn inderdaad moeilijk te overtuigen," mijmert de man. "Mijn zuster heeft wolfkunde gestudeerd. En toen Louise vertelde over je roedel, en dat je ze kon horen, ben ik naar ze op zoek gegaan. Niet gemakkelijk, met deze twee," lacht hij, wijzend op zijn ogen. "Maar ik vond ze. En ik gaf ze te eten. En nu zijn we vrienden. Denk ik." voegt hij er nog twijfelend aan toe.

"Dat weet ik. Ik heb ze nog nooit zo tam gezien."

De man glimlacht van trots. "Vooral Kleine Arend," lacht hij.

Ik frons mijn wenkbrauwen. "Kleine Arend?"

De man klopt op zijn schoot en één van de pups sprong behendig op zijn knieën. "Kleine Arend," verduidelijkt hij. "Tenzij jij hem al een naam gegeven hebt."

"Hem nog niet, maar de grote blonde heet Gondolvo, en het rossige vrouwtje is Mia."

De man knikt glimlachend. "Mooi."

De jaren verstrijken en stillaan heb ik me steeds meer en meer kunnen aanpassen aan de mensen. Ik heb besloten om bij de mensen te blijven wonen, en ondertussen heb ik mijn laatste jaar van het middelbaar onderwijsal achter de rug. De wolven trekken weer rond, maar keren elke zomer weer terug naar mijn dorpje, dat Scilentias heet, zoals ik ondertussen al weet.

Louise en Jacques zijn verrukt door alles wat ik doe, en ergens heb ik het gevoel dat ik voor hen gewoon hun tweede zoon ben die uit de wildernis is teruggekeerd. Ik heb zelfs zijn naam gekregen: Fabian Havemeesters. Het Engels is stilaan mijn nieuwe moedertaal geworden, en Louise en ik spreken alleen maar Nors als we iets aan elkaar moeten zeggen wat niemand mag weten. Zoals wat Jacques krijgt voor zijn verjaardag.

Ik heb al een hoop bijgeleerd en de wonden op mijn lichaam die getuigen van mijn moeilijk verleden zijn inmiddels al veranderd in littekens.

Hoewel ik ondertussen geleerd heb dat niet alle mensen kwaadaardig zijn, heb ik toch wat moeite met het mengen met de beschaving. Terwijl de enige twee vrienden die ik heb allebei jacht beginnen maken op mooie meisjes, studeer ik me te pletter. Ik wil me gaan bezighouden met wolvenkunde, maar ik heb nog een hoop in te halen ten opzichte vn ander jongens. Mijn halve leven bij de wolven helpt me zelfs hier niet echt bij.

Maar het is me dan toch gelukt. Met grote onderscheiding en een master afgestudeerd aan de universiteit van Oslo.

Ik ben ondertussen 31 zomers oud, en heb al heel wat onderzoek gedaan, en dingen uitgevonden die van belang zijn voor de wetenschap. Ook heb ik aangedrongen op de rechten van wilde kinderen, en op wat de 'dokter', wiens naam ik nooit geweten heb, met mij gedaan heeft staat nu een hoge straf.

Maar ik voel dat mijn einde nadert. Ik heb veel langer geleefd dan de gemiddelde mensen in mijn dorp vroeger, en nog véél meer dan een wolf ooit zou kunnen, maar volgens de mensen hier zit ik nog maar in de bloei van mijn leven. Maar ik weet dat ik niet lang meer heb. Waarschijnlijk omdat ik bos en natuur nodig heb, en deze donkere, stinkende stad daar niet aan kan voldoen.

Mijn vierendertigste verjaardag vierde ik in een gesloten kring, met enkele bevriende wetenschappers en hun familie. Ook hen vertelde ik dat ik niet lang meer had, en zij kwamen met de beste raad die iemand me ooit gegeven heeft: Schrijf alles op. Schrijf heel je leven in een boek en breng het uit.

Niet veel later nam ik ontslag van mijn werk en sloot me op in mijn kamer. Twee maanden heeft het me geduurd. Twee maanden om dertig jaren van mijn leven te beschrijven. Via enkele goede contacten kon ik het boek uitbrengen, en tot mijn grote vreugde werd het verkozen als nieuwe handboek voor de leerlingen wolvenkunde.

Het licht schijnt zachtjes door de gordijnen heen, mijn klein kamertje in het midden van het grote Oslo binnen.

Enkele mensen stonden met lange gezichten langs het bed waarin ik zat. Ik had alle belangrijke personen in mijn leven bijeen geroepen. Van de wolven had ik al afscheid genomen.

"Jullie weten dat ik denk dat ik niet lang meer heb," kuch ik. De vervuiling van de stad hadden mijn longen die de frisse boslucht gewoon waren, zwaar aangetast.

De aanwezigen knikten somber. Ik zag Louise en Jacques, mijn ouders, enkele kameraden van in de tijd dat ik nog studeerde, en enkele vrienden vanop het lab.

"Ik heb alles bereikt dat ik in dit leven wilde hebben, en ik vind het dan ook niet erg om weg te gaan," ga ik verder. Niemand veroert een vin.

"Maar er is één ding dat jullie moeten weten. Jullie kunnen alles aan. Je kunt alles naar je voordeel vervormen, en dit hoeft niet altijd negatief te zijn."

Ik richt me tot Louise, die al tien jaar mijn moeder is. Mijn echte moeder.

"Want je weet het. Gooi me voor de wolven, en ik keerr terug als hun leider," vertel ik haar in een taal die alleen wij verstaan, over een onderwerp dat alleen wij verstaan.

Want behalve wij tweeën is er niemand op deze reusachtige aardbol die afweet van het kleine dorpje ergens in de diepste krochten van de Scandinavische wildernis.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro