26 | V l i e g e n

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ze wist dat ze nog leefde, toen haar ogen open schoten en fel licht naar binnen stroomde. Het was niet het einde van haar droom, want de nacht moest nog komen, maar het was een kleine pauze die Storm die namiddag gegund werd. Haar vingers gleden onder haar kussen, waar ze haar mobiel vandaan griste.

De tijd stond met witte letters op het scherm: 18:17. Direct schoot ze overeind, haar hoofd stotend tegen het bed boven haar. 'Auw!' Ze wreef even over haar hoofd. 'We moeten eten,' zei ze gehaast, voor ze zich realiseerde dat haar vriendinnen niet in de kamer waren. Waarom hadden ze haar niet wakker gemaakt? Waren ze haar vergeten?

Snel fatsoeneerde ze haar haren en schudde de kreukels uit haar rok, voor ze in haar schoenen sprong en snel de gang op liep. Het was er akelig stil, alsof alle leerlingen van de aardbodem waren verdwenen. Een rilling kroop over haar rug. Wat als ze er echt niet meer waren? Hadden de monsters iedereen meegenomen?

Ze vertraagde haar pas, terwijl haar ogen over de deuren gleden. Ze waren allemaal netjes gesloten en de stilte aan de achterkant van het hout was oorverdovend.

'Doorlopen,' siste ze tegen zichzelf. De school was niet verlaten en de stilte zou gevuld worden met geluid, zodra ze de kantine in liep. Ze dwong zichzelf de trap af te lopen, al voelden haar voeten zwaar. Al snel kwam het geluid van vrolijke stemmen haar tegemoet. Enkele ogen gleden haar richting uit, toen ze de kantine in liepen, maar de meesten merkten haar niet op.

Yusra en Emily zaten een eindje verderop aan een tafel. Ze waren te druk in gesprek om hun vriendin op te merken. Langzaam liep Storm dichterbij.

'Dat ze het lastig heeft, betekent niet dat ze achter die brieven zit!' Yusra's stem was luider dan normaal.

Had Emily het haar verteld? Een kleine schok ging door Storm heen. Eigenlijk zou ze naar hen toe moeten stappen, om het gesprek te eindigen, voor Emily meer zei, maar haar voeten leken aan de grond vast gelijmd. Ergens voelde het alsof ze nog steeds droomde.

'Yus, je snapt het niet.' Emily vouwde haar armen over elkaar. Haar broccoli was nog onaangeraakt. Het gesprek was blijkbaar belangrijker.

'Jij snapt haar ook niet.' Yusra kneep met haar handen in het tafelblad. 'Ze is onze vriendin. We moeten haar vertrouwen.'

'Wat als we dat niet meer kunnen?'

Storm slikte de brok in haar keel weg. Het was voorbij. Ze draaide zich om en slenterde richting het buffet. Emily had gelijk, zoals ze dat altijd had. Storm vertrouwde zichzelf niet eens meer. Toch deed het pijn om de woorden van iemand anders te horen. Al was het niet het gevoel van een messteek, dat ze had verwacht. Het was eerder te vergelijken met een lichte hoofdpijn. Het was irritant, maar zo makkelijk te negeren.

Nadat ze zichzelf eten op had geschept liep ze naar haar vriendinnen toe, alsof ze het gesprek nooit gehoord had. 'Hey, waarom hadden jullie me niet wakker gemaakt?'

Twee paar ogen schoten haar richting uit. Het was zo makkelijk om de betrapte uitdrukking op Emily's gezicht te lezen, nu Storm het verwachtte.

'Sorry, ik dacht dat je de slaap nodig had,' verontschuldigde Yusra zich. 'Ik had naar je moeten luisteren.'

Storm dwong zichzelf te glimlachen en zette haar dienblad op tafel. 'Ik had ook een wekker kunnen zetten, je moet jezelf niet altijd de schuld van alles geven.' Storm keek haar vriendin aan.

'Sorry,' mompelde die zacht. Ze sloeg haar ogen neer. Niet omdat ze haar niet wakker had gemaakt, wist Storm. Yusra voelde zich schuldig over de discussie die ze had gehad. Het meisje zakte van schaamte door de vloer, omdat ze misschien een seconde had overwogen dat Emily gelijk had.

Ergens voelde Storm zich net zo schuldig dat ze lieve Yusra zo voor de gek hield, maar er was geen weg meer terug. Alles wat ze nog kon doen, was het wankele vertrouwen van haar vriendin nog voor even in stand houden. 'Je doet niks fout, Yus, je moet alleen wat minder hard voor jezelf zijn. Soms lijk je te vergeten hoe bijzonder je bent.' Vervolgens nam Storm een grote hap broccoli.

Yusra knikte zacht en veranderde snel van onderwerp, alsof ze wist dat ze dat compliment niet verdiende. 'Ik ga even wat drinken halen, willen jullie ook?'

Storm gaf haar een knikje, waarna het meisje haastig weg liep. Storm keek haar na, voor ze een blik op Emily wierp. Die deed haar uiterste best om haar gezicht neutraal te houden. Er daalde een ongemakkelijke stilte neer over de plastic tafel.

Het was Emily die uiteindelijk de stilte doorbrak. 'Ga je morgen ook hardlopen?'

'Misschien, zei Storm, omdat ze wist welke vraag zou volgen. Ze wilde niets toezeggen.

Haar voormalige vriendin knikte langzaam. Het was vreemd hoe ze beiden wisten wat er was, maar geen van hen het durfde het te noemen 'Mag ik met je mee?'

Als ze ja zou antwoorden, zou ze Emily de kans geven om haar te confronteren. Maar hoeveel langer zou ze een confrontatie met een nee kunnen ontwijken? In plaats van te antwoorden besloot Storm een tegenvraag te stellen. 'Sinds wanneer doe jij aan hardlopen?'

'Dat doe ik niet, maar ik wil graag beginnen,' zei Emily met gespeeld enthousiasme. Waarom ze haar best deed om nog te doen alsof, begreep Storm niet.

'Oké, als ik morgen de energie heb mag je mee,' beloofde Storm, besluitend dat ze haar kamergenoot toch niet kon ontlopen. De confrontatie zou komen en hoe ze er mee om zou gaan wist ze nog niet, maar er was niet langer een uitweg. Leugens zouden haar niet meer redden.

'Waar hebben jullie het over?' Yusra zette twee beker met water op de tafel en ging naast Storm zitten.

'Emily gaat morgen mee hardlopen,' legde ze uit.

Er groeide aarzeling in Yusra's ogen. 'Is dat wel verstandig?' Zelfs zij begreep wat er gaande was, al geloofde ze Storms waarheid. Haar blik gleed heen en weer, alsof ze zocht naar een teken dat deze vriendschap nog te redden viel.

'Natuurlijk wel,' zei Emily op bijna verdedigende toon. Ze nam eindelijk een hap van haar eten, zodat ze geen argumenten hoefde aan te dragen.

'Morgen ben ik uitgerust genoeg om te sporten,' viel Storm haar bij, hoewel haar vermoeidheid niet het probleem was.

'Oh, oké,' zei Yusra wat zwak, niet wetend wat te antwoorden. Er viel niet veel meer te zeggen. De vriendschap die tussen de drie meiden gebloeid had, stond op het punt om in scherven uiteen te vallen en er was niks wat ze kon doen. Yusra stond er tussen in en dat was ergens de ergste positie die je kon hebben.

Achteraf zou Storm hebben gewild dat ze had geweigerd om met Emily hard te lopen. Niet dat het de confrontatie had voorkomen, niet dat het Yusra zou hebben gespaard. Toch was het beter geweest. Maar de tijd viel niet terug te draaien en haar keuze stond net als die van haar voormalige vriendin vast.

Zelfs de dromen die ze die nacht had konden haar er niet van overtuigen, dat ze moest stoppen. Terwijl ze in haar bed lag en de voetstappen van het monster dichterbij kwamen in hetzelfde voorspelbare patroon, was ze akelig kalm.

Storm verwachtte dat de deur piepend open zou gaan, maar hij bleef gesloten. De voetstappen zwierven weg. Zelfs het donker dat haar al zo lang omringde zweeg. Het was een stilte voor de storm. Het zwijgen voor de chaos waar ze naar vernoemd was.

Scherven vlogen met een genadeloze snelheid door de kamer toen het raam vanuit in kleine stukjes kristal uiteen spatten. Glassplinters schrapten haar huid en lieten ondiepe sneden achter. Ze deden meer pijn dan ze zouden moeten doen

Waar eerst nog een raam was geweest stond nu een monster zijn skeletachtige klauwen rusten op de vensterbank terwijl hij zijn beestachtige kop naar binnen stak. Druppels slijm vielen op de met glinsterende splinters bedekte vloer.

Storm herkende het monster. Ze wist wie het was en waar het vandaan kwam. Toch hield het haar angst niet tegen. Het overspoelde haar als een golf. Ze wist dat dit alleen eindigde was ze dood was en die gedachten deed haar hart sneller kloppen.

Het maakte het monster niet uit dat hij dit vanmiddag ook al had gedaan. Hij kroop zonder aarzeling de kamer binnen. Het glas kraakte onder zijn poten. Ogen die dieper zwart waren dan de donkerste nacht boorden zich in die van Storm. Ze kon zich niet bewegen. Haar spieren luisterden niet naar het bevel om zich aan te spannen. Het lukte zelfs niet om haar mond te openen en te schreeuwen. Een kreet bleef in haar keel vast zitten terwijl tranen in haar ogen sprongen.

Het beest kwam dichterbij. Langzaam en sierlijk, maar levensgevaarlijk. Het was een spel waarvan het einde al vaststond. Haar dromen speelden zich af als een cd die steeds weer opnieuw begon. Storm wist heel goed dat het niet echt was. Ze wist dat ze morgen weer wakker zou worden en het raam weer heel was. Enkel was het lastig om niet bang te zijn, als een monster in je kamer stond.

Klauwen grepen haar vast en het wezen sleurde haar mee. Haar huid schuurde langs de kleine glasdiamantjes. De gordijnen streken over hun heen toen ze het raam verlieten. De koude wind omarmde hen en de geur van de zee kwam hen tegemoet.

Het volgende moment vloog Storm. Het waren de zwarte vleugels van het wezen die haar droegen. Vanuit de lucht kon ze de zee die niet ver van de school lag zien. Water spatte op de lange betonnen golfbreker die diep het water in liep en spoelde aan op het strand. Ze zou van het nachtelijke landschap hebben genoten als het haar eigen vleugels waren die haar droegen, maar ze was afhankelijk van vleugels van de duisternis. Een gevangene van het monster dat haar niet meer zou laten gaan.

Ze passeerden de gebouwen die uit het kleine stadje omhoog torenden als scherpe doorns. Rakelings vlogen ze langs de kromme spits van de oude kerk, die nodig een restauratie kon gebruiken. De koude wind drong zich tot diep in haar botten. Steeds verder raakte ze verwijderd van een wereld die ze kende, een plek die zij nog de baas was. Storm was de controle aan het verliezen, ze verloor zichzelf te verliezen. Als het beest haar nu losliet was ze verloren.

En dat deed het monster. Haar lichaam stortte als een baksteen naar beneden. De wind schaafde langs haar ledematen, terwijl de met de met stekels bezaaide grond snel dichterbij kwam. Er was niks wat ze kon doen om het te stoppen. Ze had geen vleugels om zichzelf te dragen. Het enige wat haar nog vast had was de koude wind. Ze bereidde zich voor op de genadeklap, maar die kwam niet. Scherpe klauwen grepen haar bij haar nekvel en trokken haar weer omhoog. Het wezen speelde met haar drong tot haar door. Ze wilde huilen en schreeuwen. Het liefste zou ze roepen dat het haar moest laten vallen, want dat was beter dan blijven vliegen. Als haar lichaam gespietst werd door de torenspits, was deze chaos tenminste voorbij

Er kwamen geen woorden uit haar mond. Haar stembanden trilden, maar produceerden geen geluid. Het enige wat de nacht vulde, waren de geluiden die het monster maakte. Er was niemand die het hoorde. Het maakte niet uit dat het wrede wezen een slachtoffer had gevonden. Het deed er niet toe dat iemand steeds dieper viel. Niemand zou haar redden. De wereld gaf niet om mensen die zich lieten meeslepen door monsters. Voor hen was het te laat. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro