De tijd

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

A/N: Jullie raden het vast al: ook hier was de titel een opgave voor het schrijfclubje.

In sommige werelden is de tijd werkelijker dan in de onze. Hij is meer dan de veranderingen die wij meemaken en benoemen. Hij geeft ons verleden en toekomst, maar verslindt daardoor soms ons 'nu'.
Dit is het verhaal van een meisje dat de tijd wilde doden. Haar naam was Cinta.

De weg naar de tijd was moeilijk. Het pad was verdwenen en als ze niet oppaste, viel één van de vermolmde boomtakken op haar hoofd. De moeraslucht was zwaar. Hij verstikte haar en belemmerde elke beweging, tot het knipperen met haar ogen toe.
Zelfs dat vond Cinta geen probleem. Voor haar zus had ze alles over. Het was iets anders, iets onbenoembaars...
Zag ze daar geen licht? Alma lachte en plukte een appel van haar naamboom. Het benadrukte de rimpels op haar jonge gezicht. De nevel golfde, als Alma's rimpels.
Cinta's zucht stopte tegen haar lippen. Misschien was dat het wel. Geen geluid. Vogels, haar eigen voetstappen, zuchten, vallende takken, niets.
Ze kon het niet. Ze moest. Ze kon Alma niet laten sterven. Ze moest de tijd doden.
Keuzes. Ze had geen keuzes. De tijd verzwolg Alma dubbel zo snel. Cinta moest haar redden. De tijd was niet rechtvaardig. Hij was een monster, wat kon hij anders zijn?

Er waren verhalen, verhalen over de tijd. In alle soorten en maten, en iedereen kende ze. Van horen zeggen. Via via via. Uit eerste hand van gasten, als familietraditie begonnen door een illustere voorouder. Verhalen waren er genoeg.
Cinta had ze allemaal verzameld. Maanden en maandenlang. Het was vreemd ironisch dat juist de tijd haar gaf wat ze nodig had. Iedereen had haar uitgelachen met haar obsessie. Alma had haar uitgelachen.
"Wil je soms de tijd doden?"
Cinta lachte. "De dood doden? Ben je gek?" 'Het is voor jou, zusje. Voor jou ben ik gek geworden.'

Ze zeiden dat de tijd in een grot woonde. Een grot bij het moeras, een grot aan het meer in de bergen. Maar de meeste verhalen zeiden een grot achter het dode woud. Het woud van de tijd. De tijd zinderde overal door. Elk stukje woud of lucht was een deel van zijn spinnenweb.
De tijd was een monster, een verleidelijke vrouw, wat je het liefste wilde, wat je het meeste haatte. Hij was mist, grillig, onvoorspelbaar, trillende lucht, constante regen, een dodelijke bliksemflits. De tijd was niets, was overal.
Cinta was bang. Haar gedachten zaten in een maalstroom. Sneller, steeds sneller, tot ze niet meer kon volgen. 'Wacht, wacht op mij!' Dit woud liet niemand onberoerd. De rillingen zaten opgekropt in haar onderrug. Ze kwamen niet los.
Het moeras doemde op, met zijn eindeloze verten. Tijdloze verten en tijdloze wateren. Het water kroop in haar schoenen. Met elke stap zonk ze een beetje verder weg in de modder.
Toch ging het gemakkelijker dan in het woud. De stilte was nog even doods, maar er waren geen vermolmde bomen en er was een pad. Cinta ging verder. Verder en nog verder, tot het woud achter de horizon viel. Al die tijd rustte ze niet, at ze niet, dronk ze niet. Het was hier niet veilig te stoppen, en er was hier niets te eten.
Ten slotte kon ze de grens van het moeras zien, een fata morgana van steen. Daar ergens was de grot van het tijdmonster, in die woestijn van rotsen.

"Kom tevoorschijn, monster! Kom tevoorschijn en vecht!" De schaduw van de ingang hield haar blik gevangen, en de stilte nam haar in een wurggreep.
"Lafaard! Durf je niet?"
Toen verscheen de tijd. Ze wist dat hij de tijd was, ze voelde het.
Cinta wreef in haar ogen, knipperde, wreef nog eens, knipperde, kneep haar ogen dicht.
"Jij kunt de tijd niet zijn. Dat kan niet."
"Oh jawel, ik ben de tijd, de dood en het leven. Ik ben elke verandering, elke gebeurtenis."
"De tijd is een monster. Jij bent een jongeman."
"Ik ben alles. Waarom zou ik geen jongeman zijn? Ik ben wat je het meest begeert."
"Dat is niet waar. Dat ben jij niet. Dat is mijn zusje. Zij is mijn dood en mijn leven. Zij is elke vezel van mijn lichaam. Ik zal jou doden en haar redden. Monster!"
Cinta viel aan. Ze zwaaide haar lange dolk voor zich uit. De tijd stapte rustig opzij, maar Cinta schramde hem. De minzame glimlach flakkerde, werd een wrede grijns.
"Zie je wel dat je een monster bent." Cinta siste.
"Je kunt me niet doden. Ik ben alles." De stem van het draakachtige monster was nog steeds dezelfde. Hij wierp zijn kop in zijn nek en spuwde schitterende blauwe vlammen naar de hemel.
"Dat kan ik wel." Cinta vloog naar voor en stak de dolk diep in zijn borst.

De wind smaakte voor het eerst en het laatst het genoegen daar te waaien. Hij bracht de geur van appelbloesem mee, van Alma die lachte in de zon en omhoog reikte naar haar naamboom.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro