38. Partner

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng



maandag 12 november, 13u25

Eva tikte zenuwachtig met haar laarzen op grind van het wandelpad.
'Denk je echt dat jouw informant nog komt?' vroeg ze met opgeheven wenkbrauwen aan Romeo. Romeo knikte en nam een slokje van zijn blikje ice-tea. Vervolgens zakte hij nog een beetje verder door op het bankje waarop ze keurig naast elkaar hadden plaatsgenomen.
'En als jij nou eens zou kappen met dat opzichtig tikken met je voeten, dan zou het niet eens opvallen dat we van de politie zijn. '
Eva rolde met haar ogen.
'Het is niet omdat je vandaag je uniformpje aan de kapstok mocht laten hangen, dat je me meteen moet zeggen hoe ik mijn werk moet doen.'
Romeo zuchtte. Hij wist wel dat hij het kattige gedrag van Eva niet persoonlijk moest opvatten, maar hij kon er ook weinig aan doen dat Wolfs nog steeds was geschorst. Daardoor had Romeo Eva vanmorgen moeten helpen met een zaak rond enkele aanrandingen in het stadspark. Bij één van die aanrandingen had het slachtoffer zich verweerd. Hierop had de dader haar drie messteken in haar buik gegeven, waardoor ze in kritieke toestand in het ziekenhuis lag. Mechels had nog geopperd die zaak tijdelijk aan andere rechercheurs door te geven, aangezien het onderwerp "aanranding" na dat gedoe met Wolfs nogal moeilijk lag.  Maar Eva was Eva natuurlijk niet als ze niet koppig voet bij stuk had gehouden. Dus het enige wat Romeo eigenlijk kon doen was haar zo goed en kwaad mogelijk helpen. Als er incidenten waren in het stadspark, had hijzelf wel enkele vaste contactpersonen. Een soort van informanten. Meestal druggebruikers of daklozen die maar wat op straat rondzwierven, maar daardoor meer wisten van wat er zoal in het park gebeurde dan van die kleinburgerlijke buurtbewoners die enkel maar de straat opkwamen om hun vuilnis buiten te zetten. Het probleem was echter dat je die zwervers moest weten te vinden. En dat ze niet meteen enthousiast reageerden op een geüniformeerde agent. Althans niet eentje die ze niet kenden. Die hen niet al tientallen keren helemaal lazarus van de straat hadden gehaald en hen naar een opvangcentrum hadden gebracht voor een goed kop koffie en een warm bed.
Romeo dacht dat één van die zwervers, Aadje, hen misschien zou kunnen helpen. Aadje zwierf hier vaak 's nachts rond. En ook elke middag. Het was gewoon een kwestie van geduld voor hij hier voorbij kwam.
'Is het momenteel niet moeilijk voor je? Ik bedoel: die aanrandingen... .'
Eva trok haar neus hooghartig op, maar negeerde verder de vraag.
'Kom op, Eva.' probeerde Romeo nogmaals 'Het moet toch niet makkelijk voor je zijn. Nu met heel die aanklacht tegen Wolfs...'
Eva draaide dreigend haar gezicht naar hem toe.
'Ten eerste: de aanklacht tegen Wolfs is onterecht. Ook de Rijksrecherche heeft dat ondertussen begrepen. Het is dus maar een kwestie van tijd voor die gehele zaak volledig van de baan is en hij terug aan het werk mag. Ten tweede: het enige wat moeilijk voor me is, is het feit dat ik hier met een gewoon agentje als jij moet zitten wachten op een informant die niets zal zeggen, terwijl ik met Wolfs de zaak al lang had afgerond.'
' "Een gewoon agentje al ik?". Dus jij vind jezelf beter dan ik? Dus jij denkt dat ik zulke zaak gewoon niet aankan. Je voelt je wel erg superieur, Eva. Waar haal je eigenlijk dat lef vandaan?' riep Romeo verbouwereerd uit.

'Ik voel me helemaal niet superieur. Ik stel gewoon vast dat je Wolfs niet bent. Dat je géén rechercheur bent.' antwoordde Eva bot.
'Voor zover je het nog niet wist: ik heb mijn opleiding recherchekundige met glans afgerond. Als er een baan bij de recherche vrijkomt, zou ik zomaar eens kunnen solliciteren. En die baan nog kunnen krijgen ook.'
Eva rolde met haar ogen.
'Dat gaat echt niet gebeuren, Romeo.'
'O. Jawel. Of jij dat nou wilt of niet.'
Eva keek hem spottend aan. Alsof hij een mentaal gehandicapte jongen was die net had beweerd later astrofysicus te worden. Die afgunstige blik deed iets knappen in hem.
'Weet je wat jouw probleem is, van Dongen? Jij bent verslaafd aan die Wolfs van jou! Jij denkt altijd maar dat hij onmisbaar is. Dat hij de beste is. Dat júllie twee samen de beste zijn. Jij denkt altijd dat Wolfs de enige is die ooit maar iets samen met jou kan oplossen. En dat jullie twee samen dan zo briljant zijn, dat al de rest van de recherche erbij vervaagt. Jij en Wolfs. Maar vooral Wolfs. Niemand anders is volgens jou zo goed is als Wolfs. Wolfs, Wolfs, Wolfs... altijd maar Wolfs.'
'Wolfs ís ook de allerbeste!' Eva's stem schoot verontwaardigd de hoogte in. Van pure woede sprong ze op van de bank.
'Kom op ,Eva, doe nou niet zo naïef! Ik begrijp het niet hoor. Je bent zelf zo steengoed in je vak en toch beweer je altijd maar dat je enkel functioneert met Wolfs als werkpartner. Weet je , Eva, als dat echt zo is, is dat eigenlijk best wel erg zielig voor je.'
Romeo's giftige woorden kwamen hard binnen. Het hoofd van Eva was volledig rood aangelopen. Ze voelde zich verongelijkt, ze was woest, maar voelde zich ook vernederd. Het was zowel vernederend dat één van haar nauwste collega's nog steeds niet begreep waaróm ze Wolfs zo nodig had, maar tegelijk wist ze dat Romeo een punt had. Voor het eerst besefte ze dat het feit dat ze Wolfs zo nodig had, inderdaad ook wel een soort persoonlijke vernedering was. Uiteraard verbleekte elke andere samenwerking met een collega bij de chemie die er tussen Wolfs en haar altijd hing. Maar de laatste jaren was het inderdaad méér dan dat. Voor hij kwam, kon ze perfect alleen functioneren. Ze kon chagrijnig zijn op andere werkpartners, dat wel. Maar voor hij in haar leven kwam, had ze nooit het gevoel gehad een zaak niet aan te kunnen. Nu had ze dat wel. Ze kon haar werk veel moeilijker aan zonder die ene persoon aan haar zijde. Die ene persoon die haar gedachten afmaakte, haar redeneringen controleerde en staafde. Jaren geleden, toen ze zelf nog maar een piepjonge rechercheur was, had ze helemaal niemand nodig gehad die even snel dacht als zij. Niemand nodig gehad die dezelfde soort logica kon hanteren, even snel verbanden kon leggen, dezelfde risico's durfde te nemen en met evenveel passie voor het werk tot het uiterste ging. Toen had ze die persoon niet nodig gehad. Toen had ze Wolfs niet nodig om zichzelf keer op keer weer te overstijgen. Waarschijnlijk kon ze dat nu ook nog steeds alleen. Zichzelf overstijgen. Goed zijn in haar vak. Waarschijnlijk kon ze dit ook zonder Wolfs. Maar ze besefte nu opeens wel dat ze zich er al lang niet meer zo naar gedroeg.
Romeo heeft gelijk. Ik ben goed in mijn vak. Ook zonder Wolfs.
Maar waarom ben ik dan zo bang om zonder hem te moeten werken?

Overdonderd door de vragen die in haar hoofd opkwamen, draaide Eva zich op haar hakken om. Dit moest bezinken. Dit besef, deze woede, deze vernedering. Ze moest dit uit haar lijf rennen. En snel.
'Nou, als je denkt even briljant te zijn als Wolfs, zoek je die verrekte klerezooi hier zelf maar uit!' riep ze ziedend richting Romeo alvorens ze stijf van woede en met grote passen het stadspark uitbeende.
Romeo bleef beduusd achter. Het was lang geleden dat hij Eva nog zo boos had gezien. Maar hij kon er weinig anders van maken. Hij had haar alleen maar de waarheid verteld. Haar een spiegel voorgehouden. Iemand moest toch ooit de ballen hebben om dat te doen? Er zat dus niets anders op dan alleen te wachten tot Aadje zou langskomen. En te hopen dat die wat te vertellen had. Daarna zou hij Eva wel zoeken. Hopelijk kon hij haar vinden. En hopelijk was haar woede dan al wat afgevlakt zodat ze opnieuw samen naar het bureau konden gaan. Dan zou Mechels niet te weten komen hoe ongelofelijk slecht hij het ervan afbracht als Eva's tijdelijke partner. Eva mocht dan echt onmogelijk zijn, dit was Romeo's kans om zich te bewijzen binnen het rechercheteam en hij ging Eva hem hierin niet laten dwarsbomen.

Eva liep langs de Maas en maakte haar hoofd leeg. Toen ze zojuist thuis snel haar hardloopoutfit ging aantrekken, bleek Wolfs net naar de supermarkt te zijn. Hoewel ze Wolfs vandaag al zo ontzettend had gemist, was het een opluchting geweest dat hij niet thuis was. Hij zou meteen hebben gemerkt hoe zwaar het haar viel om hem op het werk te moeten missen en dat wou ze nu eventjes niet aan hem moeten toegeven. Niet nadat Romeo haar zo fijntjes –maar niet zo tactvol- op haar gebrek aan zelfvertrouwen had gewezen. Ze had eigenlijk helemaal niet gemerkt dat ze al die tijd zo veel vertrouwen in Wolfs had gehad en zo weinig in zichzelf. Ze had zoveel vertrouwen in hun samenwerking dat ze zelf maar weinig meer voorstelde als ze het eventjes zonder Wolfs moest doen. Natuurlijk had ze dan nog steeds de scherpte die ze als zijn werkpartner ook had. Natuurlijk zag ze nog steeds dezelfde verbanden, stelde ze zich nog dezelfde vragen, had ze nog dezelfde aanpak, maar... maar... het was alsof ze de bevestiging, de goedkeuring, misschien zelfs de soms totaal haakse mening van Wolfs nodig had om ook zelf te geloven dat ze het bij het rechte eind had. En het was natuurlijk ook zo dat ze hem in al die jaren gewoon het liefste altijd dicht bij haar had. Zodat ze stiekem naar hem kon gluren. Hem af en toe "toevallig" kon aanraken. Zijn lach kon horen en voortdurend zijn heerlijke geur kon opsnuiven. Naar hem kon knipogen. Blikken uit kon wisselen waarvan niemand anders dan zij twee ooit kon vermoeden wat ze elkaar hiermee toevertrouwden.
Eva stopte met rennen. Ze stopte haar gedachten. Of althans dat probeerde ze.
Want de vele herinneringen aan haar samenwerking met Wolfs maakte gewoon plaats voor haar meest verse herinneringen aan de afgelopen twee dagen.
Ze keek uit over de Maas en glimlachte. De beelden vlogen zo levendig terug door haar hoofd.
Hoe Wolfs haar zaterdag, na die lange picknick op de Sint-Pietersberg, opnieuw meenam naar huis. Ze hoorde weer hoe de voordeur achter hen sloot en hoe alles sindsdien zo anders was. Hij had achter haar gestaan en zachtjes haar nek en hals gekust. Ze had verwacht dat hij haar tegen de muur zou drukken, zijn lijf ruw tegen haar aan zou schuren en dat hij haar ter plekke in de inkomhal nog zou nemen. Maar dat had hij niet gedaan. Hij had het eindeloos beter gemaakt. Zonder woorden had hij haar opgetild en haar naar beneden gedragen. Dwars door het donker van de keuken heen, werd ze naar hun nieuwe zithoek gebracht. Wolfs had geen licht aangestoken. Hij had op de tast een aansteker te pakken gekregen en daarmee de grote, rode kaarsen op het bijzettafeltje aangestoken. Badend in het kaarslicht had hij zich voor haar ogen uitgekleed. En zij had alleen maar liggen staren. Ze was zo verdoofd geweest door het verlangen dat ze zich vervolgens gewillig door hem had laten uitkleden. Ook dat had hij zo langzaam en zo teder gedaan dat ze bijna was klaargekomen van het idee wat hij nog meer met haar zou gaan doen. Zijn lippen hadden haar gehele lichaam verkend. Kussend, maar ook likkend. Soms gebruikte hij zelfs zijn tanden.  Hij had liefkozend in haar zachte vlees gebeten en daardoor de vochtigheid tussen haar dijen in vuur en vlam hadden gezet. Ze hadden de liefde bedreven. Lang. Alles ging zo ontzettend traag dat de snelheid waarmee de kolkend hete golven steeds weer haar lichaam overspoelden, haar liet duizelen en zweven. Het was teder en explosief. Alles –maar ook echt allés- in één. En dat soort verlangen had hen ook op zondag steeds weer in zijn macht gekregen. Het werden lange lome uren. Naakt of enkel maar met zijn overhemd om haar heen geslagen. Hun lippen waren gezwollen van het vele zoenen, hun ogen stonden wazig van de intimiteit en hun haren staken bij beiden alle kanten op. Voor één keer had Wolfs geen zin om te koken. Voor één keer had Eva zelfs geen zin in chinees. Het idee alleen al dat ze dan de voordeur moesten openen om het zakje in ontvangst te nemen- laat staan de maaltijd nog te moeten afhalen- en hierdoor hun zorgvuldig opgebouwde luchtbel vol zaligheid moesten doorbreken, was gewoon onuitstaanbaar. Dus werden het beschuiten, de enige snelle hap die ze konden krijgen. En wat maakte het nou uit? Het was toch niet dat soort hap waar ze zin in hadden. De keukentafel werd voor één keer gebruikt voor een ander soort lekkernij. En het bed werd gebruikt om lekker in te snoezen. Na te genieten. Opgerold tegen elkaar aan te liggen en de werkelijkheid buiten te sluiten.
Ja, zaterdag was een lang verwachtte droom geweest. Maar zondag werd gewoon de Hemel.
En nu was het maandag.
En Wolfs was niet diegene waarmee ze op pad kon.
Dat was het. Dat was hetgeen zoveel pijn deed. Zondag maakte het gemis vlijmscherp.
Op slag werd Eva terug pisnijdig. Tot er een besef kwam.
Vanavond sluit ik de deur van de Ponti weer achter me.
Vanavond. Maar ook elke avond die nog komen gaat.
Vanaf nu wordt Wolfs elke avond weer hélemaal van mij.
Misschien kunnen we de werkelijkheid wel blijven buitensluiten.
Voor altijd.

Verlangd beet ze op haar lip. Haar telefoon maakte een rinkelend geluid en even kwam het maagzuur in haar mond. Romeo had al drie maal geprobeerd te bellen, maar ze had nog steeds geen behoefte ook maar iets met hem te bespreken.
Vrezend dat ze dit telefoontje weer zou negeren, keek ze naar het schermpje waarop de naam van de beller verscheen.  Eva lachte.  Diep gelukkig nam ze op.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro