Hoofdstuk 13- Lucy

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

-Lucy

Ik ren zo snel als ik kan naar Susan haar kamer. Maar als ik er ben, wordt ik terug getrokken. Edmund staat achter me. "Lucy, ik ga met je mee. Suus ziet er heel slecht uit"
"Ik ben niet bang voor mijn eigen zus!" zeg dapper maar vanbinnen ben ik wel bang, over hoe ze eruit ziet. Traviq, die voor de deur de wacht houdt luister mee. "Mijn koningin, koning Edmund heeft gelijk. Ze is heel mager en zo wit als sneeuw. Ze lijkt dood maar ze is het niet" zegt hij met een verdrietige trek om zijn mond. Ik knik en open de deur. Ed staat achter me met een hand op mijn schouder. De kamer is donker op een paar kaarsen na. Als ik dichterbij loop zie ik dat Traviq gelijk heeft; Susan is Susan niet meer. Ze lijkt dood maar het feit dat ze ademt bevestigd dat ze niet dood is. Ik zucht diep en veeg de tranen van wanhoop uit mijn ogen. Achter me hoor ik Ed ook snikken. Ik loop langzaam naar het bed en pak het flesje met het sap uit mijn schoudertasje. Ik leg mijn hand op haar arm, die is ijskoud. Maar ik trek hem niet terug. Ik open het flesje met één hand en giet een druppel in Suus haar mond.
Samen wachten Ed en ik tot er iets gebeurd. Susan haar borstkast gaat sneller op en neer en ze ademt diep in door haar neus. Er lijkt eerst niks te zijn gebeurt maar dan slaat Susan haar ogen op en begint te gillen. Tranen stromen over haar wangen. "Ik ga de anderen halen!" zegt Ed en rent weg. Ik sta aan de grond genageld, ik vind Susan doodeng. Al snel wordt ik zachtjes door Caspian aan de kant geduwd en gaat hij naast Susan op het bed zitten en trekt haar dicht tegen zich aan. Op mijn beurt trekt Peter me dicht tegen zich aan en ik verberg mijn gezicht tegen zijn borst. "Het brandt, het brandt" fluistert Susan snikkend. "Het is goed, we zijn allemaal hier"hoor ik Caspian sussen. Ed geeft Susan een glaasje water. Ze neemt een grote slok en dat lijkt te helpen. Haar vingers zien eruit als kippenbotjes, zo smal. "Wil je wat eten?" vraagt Caspian.
"Nee, ik heb geen honger. Ik ben alleen mo-" zegt Susan zacht, dan vallen haar ogen weer dicht. Caspian legt haar hoofd weer op het kussen. We huilen allemaal. "Dit moet stoppen!" zegt Peter dan boos. Dat vindt ik ook. "Aslan" zeg ik. Altijd als ik zijn naam hoor of zeg wordt ik weer vrolijk. "Maar hoe vinden we hem?" vraagt Ed. "Bidden" zegt Peter. "Dan hoort hij ons'" Ik knik. "Peter heeft gelijk" De jongens kijken me verdrietig aan en dan naar Susan. We blijven even staan, zo dicht bij elkaar. Dan gaan we naar de eetkamer.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro