Hoofdstuk 17-Aslan

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

-Susan
Terwijl ik in de tuin op mijn knieën zit en bid, hoor ik de wind langs me heen suizen. Steeds sneller, totdat ik mezelf moet oprollen tot een bal omdat er teveel wind is. "Susan" zegt een zachte stem. Hij klinkt zacht maar tegelijk ook als de bliksem. Ik open mijn ogen en ga weer op mijn knieën zitten. Aslan zit voor me. "Susan, mijn kind. Je hebt mijn hulp nodig?" Zijn ogen kijken recht in de mijn en ik zweer dat ik zijn ziel kan zien. En hij is puur. Niks geen kwaadheid of haat. Alleen maar liefde. "Ja vader" zeg ik. Ik ga staan en loop naar Aslan toe. Ik laat me op mijn knieën vallen en begraaf mijn handen en hoofd in zijn manen. Dan barst ik ik snikken uit. "Er is een zwarte leeuw vader. Een tegenpool van uw. En er worden Narniërs vermist" Aslan gromt. "Luan" Ik kijk op. "Wie?" Snik ik. Aslan zijn blik wordt verdrietig. "Hij is mijn tegenpool. Tegelijk met Jadis kwam er een stuk glas mee Narnia in. Toen ik het tegen haar op nam, kwam er een stuk haar van mijn manen aan op de spiegel. Daaruit is Luan gevormd. Hij is mijn spiegelbeeld maar dan slecht" Hij wrijft met zijn neus tegen de mijne, hij lacht even. "En hij heeft die mensen meegenomen"
"Weet u waar hij ze heeft gebracht?" Hij schudt van nee. "Nee mijn kind, dat moeten jullie zelf uitzoeken. Ik heb jullie laten blijven ondanks dat jullie te oud waren. Jullie zijn de koningen en koninginnen van Narnia!" Ik moeten lachen om het laatste wat er nogal vrolijk uit komt. Hij laat een bulderend gelach hoor dat nog meer naar donder klinkt dan zijn stem. Hij knuffelt me. "Luan is in Noorden mijn dochter. Zoek hem daar" Dan is hij weg en wordt alles zwart.

"Susan!" "Susan!" Ik wordt wakker door het geroep. Ik lig als een bal op de grond in de tuin en Aslan is weg. Edmund komt de tuin ingerend en springt over de struiken heen. "Ik heb haar gevonden!" Schreeuwt hij. Hij laat zich naast me neer vallen. "Suus, waar was je?!" Zegt Ed buiten adem. "We hebben je overal gezocht!"
"I-ik. H-hij was" zeg ik stotterend. Ed pakt me vast. "Wie was?" Ik begin te lachen. "Aslan. Ik bad om hulp en hij kwam! Ik weet waar Luan is!"
"Luan?" Vraagt Edmund verbaasd. Ondertussen komen Peter, Lucy en Caspian de tuin ingerend. "Zo heet de zwarte leeuw. Hij is de tegenpool van Aslan. Hij is gevormd uit een stuk haar van hem dat op een stuk glas lag dat Jadis mee nam uit haar wereld!" De woorden komen als een waterval uit mijn mond. "Hij heeft alle mensen meegenomen! Luan is in het Noorden!" Peter kijkt me verbaasd aan. "Hoe-?" Ed kapt hem af. "Suus vroeg Aslan om hulp en toen kwam hij. Hij heeft verteld waar Luan zich bevindt. Waar we moeten zoeken!" Zegt Edmund enthousiast. Caspian lacht. "Dat is geweldig!" Hij loopt naar me toe en helpt me overeind. Ed komt zelf overeind. Iedereen lacht. Er is hoop! "En nu?" Vraagt Lucy zachtjes. "Morgen gaan we zoeken!" Zeggen Peter en Caspian teglijkertijd.

Als ik s'nachts wil gaan slapen en in bed lig bid ik tot Aslan. "Vader, dank u voor uw hulp vandaag! Bedankt dat ik u mijn vader mag noemen!" fluister ik. Caspian komt ook in bed liggen en slaat zijn armen om me heen en trekt me tegen zich aan. "Ik hou van je" Zegt hij zacht en kust mijn slaap. "En ik van jouw" zeg ik terwijl mijn ogen dichtvallen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro