Hoofdstuk 26-die for you

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Susan

Ik ga dus dood. Peter, mijn eigen broer gaat me doden, in mijn dromen in iedergeval. Ik lig nog steeds op het veldbed. Timmerlieden zijn naar Cair Paravel gestuurd om het weer op te gaan bouwen. Peter heeft ook patrouilles er op uit gestuurd, opzoek naar nog meer soldaten van Luan. En de zoon van Hades. Ik wil het niet mijn kind noemen, zo voelt het ook niet. Hij probeerde me te vermoorden.. Er zijn drie dagen voorbij en alles is weer rustig, het voelt alleen niet veilig. Ik ben bang dat we weer worden aangevallen en bang voor de dromen. Daardoor slaap ik al twee nachten niet meer. Ik kan het niet, ik ben zo bang dat er straks iets anders in mijn droom gebeurt dat ook echt wordt! "Suus?" Lucy staat voor me. "Cair Paravel, we kunnen naar huis!"
"Oké" zeg ik terwijl ik een gaap probeer te onderdrukken. Lucy steekt haar hand uit om me overeind te helpen en ik pak hem dankbaar aan. Maar zodra ik sta gaat het mis. Ik wordt misselijk en duizelig, zo duizelig dat ik meteen weer moet gaan liggen op het veldbed. "Als je eerst een dutje ging doen?" oppert Lucy. "Dan kan je daarna naar huis!"
"Nee" mijn stem trilt. "Susan, je moet ooit weer een keer gaan slapen!"
"Nee" Lucy zucht. "Hoe zit het met de tien sneeuwmannen?" vraag ik om op een ander onderwerp te komen. "Het zijn trouwens vijf sneeuwmannen, twee sneeuwvrouwen en drie sneeuwkinderen" zegt Lucy. "Oh" zeg ik. Lucy lacht verdrietig. "Maar vind je het erg als ik naar huis ga?" vraagt ze snel. Ik schud mijn hoofd. "Nee, maar rijdt er wel iemand met je mee terug?" "Ed"
"Oké, dan zie ik je snel" Ik steek mijn armen uit voor een knuffel. Ze slaat haar armen om me heen en ik adem haar geur in. bloemen, Lucy ruikt naar bloemen. Lucy laat me los en draait zich dan snel om, en rent naar buiten. Ik sluit zuchtend mijn ogen. Ik ben zo moe, maar ik durf niet te slapen!
Maar al snel kan ik niet meer vechten tegen de slaap. Alles wordt zwart.. Ik droom, dat weet ik want ik sta ik het oude Cair Paravel. Toen er nog vier tronen stonden inplaats van vijf. De deuren gaan open en Peter, Lucy en Ed komen aangelopen in hun koninklijke mantels. Ze gaan in hun tronen zitten en dan klinkt er trompetgeschal. Er komen bedienden, soldaten en Narniërs binnen. En dan Aslan met voor meneer en mevrouw bever. Ze dragen allereerst een kussen met daarop onze kronen. Ik moet glimlachen, onze kroning, het feest dat volgde. Het was een heerlijke tijd in Narnia. Maar toen we op jacht gingen naar er gouden hert verdwenen we en daarmee ook mijn geloof dat we ooit nog eens terug zouden komen. Maar we kwamen terug in Narnia! Om Caspian te helpen. Ondertussen zijn Peter, Lucy en Emund gekroond. Mevrouw bever legt mijn kroon op mijn troon. De hele zaal is stil. "Koning Susan de zachtmoedige" zegt Aslan. "Ze heeft moedig gestreden en daarbij heeft ze een hoge prijs betaald" Lucy begint te huilen en ook bij mijn broers lopen de tranen over de wangen. Ik ben dood. Maar dit was vroeger!? Ik weet wat doodgaan is, ik ben het geweest toen Hades me aan het kruis had gehangen. En ik kon toen bij Aslan blijven maar ik koos ervoor om weer terug te gaan. Zal ik nu dan echt doodgaan door Peters zwaard? De troonzaal verdwijnt en ik val in een donker gat, het ravijn. Ik voel handen aan me zitten, mijn rug begint te branden. Ik wil schreeuwen maar het lukt niet. Als ik niet kan schreeuwen hoe kan ik dan vragen om me te doden? Om eind te maken aan deze nachtmerrie!

"Susan!" Één woord brengt me terug, één stem heeft gesproken. Die van mijn man, mijn Caspian. Ik schiet overeind en zie dat ik in mijn bed lig. Ik ben weer thuis. Caspian zit naast me op bed, met een bezorgde blik op zijn gezicht. "Mijn lief" zegt hij en streelt mijn wang. "Je had weer een nachtmerrie" Ik knik en laat mijn hoofd tegen zijn borst vallen. Hij streelt door mijn haar. "Suus" zegt hij zacht. Ik begin te huilen. Ik haat het dat ik zo zwak ben geworden,dat ik zo kwetsbaar ben. "Caspian, jij zorgt toch voor me?" vraag ik snikkend. "Jij zorgt toch dat ik veilig ben?" Ik ben met uithalen te huilen. Ik kan niet meer, ik ben op. Hades, Luan en al die anderen! Het is klaar ze hebben me kapot gemaakt, Io ben niks. Jadis had me gebroken maar ik had mezelf weer aan elkaar gelijmd maar dit is teveel! Ik hoor Caspian naar adem snakken en zijn handen duwen me dichter tegen hem aan. "Natuurlijk Susan! Ik hou van je! Je bent mijn vrouw! Waarom vraag je dat?" Ik kijk met betraande ogen naar hem op. "Omdat in mijn nachtmerrie ik elke keer wordt vermoord of dat ik al dood ben" Caspian zijn ogen worden groot. "Nee Susan, ik bescherm je! Alsjeblieft vertrouw me! Peter en Edmund beschermen jouw ook, ze houden van je!" Maar als iemand waarvan je houdt je doodt, om zo een ander te redden en als je niet dood ging diegene het alleen maar pijn deed? Hoe kon je dan niet sterven? Ik zou Caspian mijn rug toe moeten keren. Peter doodt me niet zomaar, er gaat wat verschrikkelijks gebeuren waardoor hij me moet doden. En dan kan zelfs mijn Caspian mij niet meer beschermen. Caspian gaat weer liggen en trekt me met hem mee. Hij drukt zijn lippen op die van mij en als hij terug trekt en me aankijkt, zegt hij;"Susan, jouw overkomt niks. Ik dood iedereen die jouw wil aanraken! Ik zou mijn leven voor je geven" Maar deze keer zal ik mijn leven voor hem geven, dat stond vast.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro