Begin van de Schemering

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng



・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・


Zo zacht als een veer die op de grond valt, sloop IJsspikkel het kamp weer binnen. Ze hoopte ongemerkt naar Dondersters hol te komen, maar natuurlijk was dat weer teveel gevraagd. Briesdoorn sprong voor haar en versmalde zijn ogen.

'Waar ben jij heen gegaan? En zeg me niet dat je naar de vuilplaats bent gegaan, want in de tijd dat jij weg was had ik wel drie keer naar de vuilplaats kunnen gaan in plaats van één!' ondervroeg de zwarte kater haar. IJsspikkel dacht snel na. Wat was een goed excuus?

'Ik heb ook nog proberen te jagen, maar ik heb helaas niks kunnen vangen.' Ze boog haar kop een beetje zodat het leek alsof ze teleurgesteld was in zichzelf en hoopte dat het Briesdoorn zou overtuigen zodat hij niet verder zou vragen.

'Ja, wat verwacht je dan ook met jouw lichtgevende vacht. Laat dat nachtjagen maar over aan katten met een donkere vacht!' snoof hij. IJsspikkel knikte en liep snel weer verder. Ze had al begrepen dat Briesdoorn erg achterdochtig was, maar eigenlijk maakte hem dat alleen maar een betere krijger. Maar zijn vader is ook alles behalve naïef - en aardig, bedacht ze.

Nog heel even keek ze achterom om te zien of Briesdoorn haar nog in de gaten hield, maar de krijgskat was weer gefocust op de ingang van het kamp. Snel sprong ze de leidersboom in en klom naar boven, het hol in. Ze keek met grote ogen rond. Ze had nooit verwacht dat de binnenkant van een boom zo groot kon zijn en ook niet dat het zo'n goed hol zou maken.

Precies in het maanlicht lag haar leider te slapen. Zijn buik ging ritmisch op en neer en IJsspikkel voelde zich eigenlijk schuldig over het feit dat ze op het punt stond om hem wakker te maken. Met eigen ogen had ze al gezien dat van de jonge kater die ze had achtergelaten tijdens een strenge Bladkaal er weinig was overgebleven. Zeker nu zijn partner was overleden en ook zijn broer.

Met haar staart wreef ze zachtjes over de flank van de zacht snurkende kater. Dondersters snorharen trilden en zijn neusje bewoog, maar daarna draaide hij zich om en sliep gewoon verder. Hij moest ook wel erg moe zijn. Als leider had je gewoon zoveel aan je hoofd. Zeker in deze tijd, toen alle onheil weer opnieuw aan het beginnen was.

IJsspikkel boog zich naar voren en fluisterde in Dondersters oor dat hij wakker moest worden. De wit met oranje gevlekte kater kermde en knipperde toen een paar keer met zijn ogen. Vervolgens draaide hij zich vliegensvlug om en sprong overeind.

'IJsspikkel!' ademde hij opgelucht. 'Jeetje, wat liet je me schrikken!'

'Sorry!' miauwde ze verontschuldigend. 'Maar het is dringend!'

'Is hij weer terug?' vroeg Donderster met grote, geschrokken ogen.

Snel schudde de witte poes haar kop.

'Nee, nee! Het gaat niet over hem, maar over iets anders. Je weet wel dat ik natuurlijk mijn groep ben kwijtgeraakt tijdens mijn reis naar de Grote Plataan, toch?'

Donderster knikte en keek haar bezorgd aan.

'Ik heb toen wat meegemaakt waar ik niet over kan praten, maar hierdoor zal ik de DonderClan wel weer tijdelijk moeten verlaten. En ik weet eigenlijk niet of ik wel zal kunnen terugkeren.' Ze zwiepte onrustig heen en weer met haar staart. Het voelde helemaal niet goed om haar Clan nu alweer te verlaten, maar na al die tijd dat ze was afgezonderd geweest van hen, wist ze niet eens meer zeker of het eigenlijk nog wel haar thuis was.

'Je verlaat ons alweer? Na alles wat er is gebeurd? En nog steeds gebeurd trouwens! De problemen hebben ons nog lang niet verlaten! We zijn nu pas bij het derde deel van de voorspelling van Verandering en iedereen weet dat dit nog niet het laatste is waar de Clans mee te maken zullen hebben!' riep Donderster ongelovig, al verlaagde hij meteen zijn toon zodra hij erachter kwam dat hij misschien wel katten wakker maakte.

IJsspikkel begreep maar de helft van wat hij zei, want ze had alles over de voorspelling van Verandering gemist, maar ze kon zijn frustratie wel begrijpen.

'Waarom moet je ons verlaten?' vroeg Donderster wat zachter deze keer - en ook een heel stuk verdrietiger. 'Wat nou als je sterft en je net als Zandroos niet eens meer in de SterrenClan te zien bent? Iedereen gaat zo snel weer weg tegenwoordig ...'

IJsspikkels hart kromp ineen toen ze het immens grote verdriet in haar leiders ogen zat. Hij heeft al zoveel verloren, al zoveel meegemaakt en het wordt alleen nog maar meer. Triest boog ze haar kop en staarde onwetend naar haar poten.

'Ik kan je niet vertellen waarom, het spijt me. Maar ik weet wel dat als ik blijf, alles nog veel erger zal worden en de Clans er misschien wel nog een vijand bij hebben.'

'Maar kunnen we hem niet gezamenlijk aan? Dan zijn we sowieso al sterker!' probeerde Donderster haar nog te overtuigen, maar IJsspikkel schudde haar hoofd.

'Nee, dit is mijn eigen vijand en ik moet dit echt alleen afhandelen. Het spijt me zo, Donderster.' Het laatste kwam er prevelend uit, want ze wist niet zo goed meer wat ze moest zeggen. Ze gaf veel om de kater, zeker omdat ze altijd al een goede band met hem had en hij nog één van de katten was die IJsspikkel wél kende, maar ook omdat ze zoveel bewondering voor hem had. Al leek hij op dit moment kwetsbaar en zwak, ze wist hoeveel kracht hij in zich had. Meer dan hij ooit van zichzelf zou denken.

'Kun je me echt niets vertellen? Hoe moet ik dit uitleggen aan de rest van de Clan? Of vertel je het ze zelf?'

'Als ik het je zou vertellen, zou jezelf ook gevaar lopen. Zeg maar tegen de Clan dat ik nog onafgemaakte zaken ergens had, of op een geheime missie ben. Gewoon niet iets speciaals ofzo. Ik kan het zelf niet doen, want eigenlijk moet ik nu al weg.' Het maanlicht in het hol was alweer verdwenen achter de bomen en de vogels begonnen stilletjes te zingen. De schemering was begonnen en zo ook IJsspikkels reis eigenlijk.

Donderster zuchtte verslagen en ging zitten, zijn kop hangend omlaag.

'Ga maar snel dan - en veel succes met wat je ook moet doen. Ik hoop je ooit weer terug te kunnen zien.' Hij boog zich naar voren en raakte haar neus eventjes aan. 'Ik zal je missen, IJsspikkel.'

'Ik jou ook', murmelde ze terug. 'Bedankt voor je begrip ... en eigenlijk gewoon voor alles. Zonder jou en de rest van de Clan zou ik Goudsneeuw nooit meer terug hebben gevonden. En ik ben erg dankbaar dat ik haar in zo'n korte tijd goed heb leren kennen. Ik hoop dat alles binnenkort weer goed zal gaan met de Clans. Het gaat jullie goed.'

Donderster knikte. 'Het gaat je goed!' miauwde hij haar nog na terwijl ze uit de boom sprong.

Snel trippelde ze naar het krijgershol en sloop naar Goudsneeuw toe. Porrend met haar staart in haar dochters buik, maakte ze de witte poes met lichtrood gestreepte vlekken wakker. Goudsneeuw keek haar nog slapend aan, maar leek IJsspikkels staartsignalen te begrijpen en stond gapend op.

Maar toen IJsspikkel haar dochter uit het kamp wilde leiden, versperde Briesdoorn haar de weg.

'Waar ga je nu weer heen?' vroeg Briesdoorn terwijl hij zijn ogen vernauwde. 'Volgens mij ben je liever uit het kamp dan erin!'

IJsspikkel zuchtte. Ze had best veel geduld, maar toch begon de zwarte kater voor haar behoorlijk op haar zenuwen te werken.

'Ik wil gewoon even mijn dochter onder vier ogen spreken', legde ze rustig uit. 'Hierna zal je voorlopig geen last van me hebben.' Briesdoorn klemde zijn kaken even op elkaar en rolde met zijn ogen, maar stapte daarna gelukkig opzij. Goudsneeuw keek haar moeder even aandachtig aan, maar liep door en wachtte buiten het kamp op haar. Terwijl IJsspikkel achter haar dochter aanliep, keek ze nog vluchtig naar Briesdoorn. Hij had vast geen idee hoe erg ze zojuist de waarheid had gesproken.

'Dus, wat is er zo dringend dat het niet kon wachten tot de ochtend?' Goudsneeuw keek haar bezorgd aan en bekeek haar van top tot teen. IJsspikkel bleef even stil en nam de tijd om haar dochter goed in zich op te nemen. Zou dit de laatste keer zijn dat ze haar dochter zou zien? Ze wist niet wat haar stond te wachten en het was geen bizarre gedachte dat ze zou sterven tijdens haar reis.

'Ik moet gaan', mompelde ze zachtjes. 'Op reis bedoel ik. Er is iets wat ik moet doen, maar ik kan je niet zeggen wat... ik snap dat het lastig is om het te begrijpen, maar ik moet dit doen.'

Goudsneeuw keek haar ongelovig aan en haar mond viel open.

'Wat? Maar we zijn pas net weer bij elkaar! Ik heb je pas net kunnen leren kennen. Ik ben nog steeds niet over het verlies van Haversnor heen en nu ga jij ook nog eens weg? Dat kan je me niet aandoen, mam!' Goudsneeuws ambergele ogen waren glazig van verdriet, maar ze waren ook een tranenpoel van frustratie en woede.

'Kan ik niet met je mee?' vroeg de gevlekte poes wanhopig.

IJsspikkel schudde pijnlijk haar kop en stapte dichter naar de poes toe.

'Het spijt me, maar nee. Ik zou je alleen maar meer in gevaar brengen. Blijf hier en neem je tijd om te helen, Goudsneeuw. Ik -' Ze stopte abrupt met praten toen de struiken naast haar begonnen te ritselen. Ze ving een flits van bruine vacht op en zag Bruinwilg uit het bosje kruipen.

'Het is tijd, IJsspikkel', murmelde hij een tikkeltje ongemakkelijk. De witte poes knikte en keek weer terug naar Goudsneeuw. Haar dochter had er geen idee van dat er een geest naast haar stond, maar toch trilde haar poten alsof ze bang was. Alleen wist IJsspikkel dat het geen angst was, maar verdriet. En als ze iets niet aankon, was het wel haar dochter pijn doen.

'I-Ik moet gaan...' IJsspikkels stem deed pijn toen de woorden haar mond verlieten, maar er zat niks anders op. Goudsneeuw was sprakeloos en had haar hoofd intussen weggedraaid van haar moeder. IJsspikkel was er ergens wel blij mee, aangezien ze Goudsneeuws blik niet zou aankunnen. 'Ik houd van je, Goudsneeuw, en dat zal ik altijd blijven doen. De Clan zal voor je zorgen en als ik terugkom zullen we samen de beste tijd ooit beleven.'

'Als je terugkomt?' vroeg Goudsneeuw angstig.

'Wanneer ik terugkom', verbeterde IJsspikkel zich met een brok in haar keel. Ze wist alleen niet zo zeker of ze zich wel aan die belofte zou kunnen houden, maar ze wist wel dat ze alles in haar macht zou doen om hem na te leven.

IJsspikkel boog zich voorover om nog even Goudsneeuws neusje te kunnen aanraken, en liep toen langs haar met Bruinwilg aan haar zijde.

'Ik hou ook van jou!' Goudsneeuw draaide zich om en staarde haar moeder na. Snel veegde ze de tranen uit haar ogen met haar poot, zodat het verdriet eindelijk kon plaatsmaken voor liefde. 'Succes met je reis mam! En kom veilig terug.'

IJsspikkel keek over haar schouder en knikte. Ze hoopte met heel haar hart dat dat zou gebeuren, maar iets in haar zei haar dat dit misschien wel de laatste keer kon zijn dat ze haar dochter zou zien.

Samen met Bruinwilg liep ze naar de rivier die grens vormde met de HemelClan. IJsspikkel was erg blij met zo'n grens, want het zorgde voor een stuk minder problemen. Tijdens het jagen kon niemand per ongeluk andermans territorium in gaan en het zou onhandig voor beide Clans zijn om het stukje achter de rivier ook nog te willen. In het nieuwe territorium waren sowieso veel meer rivieren, vandaar dat Donderster ook had besloten om zwemlessen te geven. Van kit af aan kon je al leren zwemmen in de ondiepe poel naast het kamp. De smalle open plek naast de slaapplaatsen van de DonderClankatten werd tegenwoordig ook wel de speelplek genoemd en IJsspikkel vond het erg sfeervol. Ze snapte wel waarom de Clans hier naartoe waren geleid. Al had ze begrepen dat het in het begin alles behalve een paradijs was geweest.

Zodra ze de rivier bereikten, verscheen Drakenvlieg voor hun neus. IJsspikkel kromp ineen. Ze had genoeg van al het afscheid dat ze had moeten nemen en ze had de meest pijnlijke voor het laatst bewaard. Ze wist namelijk dat Drakenvlieg met haar mee zou willen gaan, maar dat kon niet. En ze wilde niet dat hun laatste moment samen, voorlopig dan, in een ruzie zou eindigen. Bij Goudsneeuw was het gelukkig goed gegaan, maar Drakenvlieg was een stuk koppiger en dat maakte alles alleen maar lastiger.

'Zijn we klaar om te gaan?' vroeg haar partner opgewekt. IJsspikkel knikte.

'Wij wel', antwoordde ze. Daarna schuifelde ze wat ongemakkelijk op haar poten. 'Dus ik denk dat het nu tijd is voor afscheid.'

'Wat? Maar ik ga mee!' miauwde Drakenvlieg glimlachend. Hij drukte zich tegen haar aan en stak zijn borst vooruit. 'Ik ben er helemaal klaar voor!'

'Je kan niet mee', fluisterde IJsspikkel zo zachtjes dat ze niet eens wist of de rood met wit gevlekte kater haar wel kon horen.

'W-Wat?' Oké, hij had het gehoord. IJsspikkel kneep haar ogen stijf op elkaar en voelde tranen opkomen. Ze wilde eigenlijk niemand achterlaten en al helemaal niet pijn doen, maar als ze mee zouden gaan, zouden ze ook pijn kunnen lijden. Ze wist gewoon niet meer wat er nu erger was.

'Je moet bij Goudsneeuw blijven ... ze heeft op z'n minst één ouder nodig in deze zware tijd. Ze is net haar broer verloren en als ze dan allebei haar ouders ook nog eens op hetzelfde moment verliest ...', probeerde IJsspikkel uit te leggen. Ze durfde haar kop weer naar haar partner te draaien en zijn blauwe en gele oog staarden recht in de hare. Drakenvliegs blik was gevuld met emoties, maar ze kon slecht zien welke, al waren het waarschijnlijk geen vrolijke.

Uiteindelijk opende haar partner zijn mond om te spreken, maar er kwam niks uit. Hij zuchtte verslagen en staarde naar zijn poten.

'Oké dan ... als je maar belooft veilig thuis te komen!' Hij gaf er snel veel likjes over haar wangen en sloeg zijn staart stevig om haar heen.

'Beloofd', miauwde ze. Haar keel was erg droog, maar ze genoot nog even van de warmte die Drakenvlieg van zich af stootte. Ze haalde diep adem en liet zijn geur door haar neusgaten naar binnen glijden. Dit zou waarschijnlijk de laatste keer zijn in een lange tijd dat ze hem zou ruiken, en ze wilde goed kunnen herinneren hoe hij rook. Het was een sterke, romige geur gemengd met die van de natuur; een hele aangename.

Bruinwilg maakte een ongemakkelijk geluidje als teken dat ze nu echt moesten vertrekken en IJsspikkel knikte naar hem. Ze drukte zich nog een laatste keer hard tegen Drakenvlieg aan en liep daarna naar de bruine kater, maar ze hield haar blik niet van hem af. Langzaam maar zeker vervaagde haar partner steeds meer. Net zoals de schemering begon, begon haar reis ook eindelijk. En ze voelde zich eindelijk klaar ervoor. Opluchting overspoelde haar lichaam nu ze eindelijk klaar was met het afscheid. Ze was ook heel blij met haar keuze om niet van heel de Clan afscheid te nemen, want drie katten was al moeilijk genoeg geweest. Met stevige passen liep ze achter de geestige kater aan, steeds dieper het dal in, denkend aan haar oude vriend. Licht, ik kom eraan!

・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro