Mijn levende lijk

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・

Met een plof belandde Vuurblad op de grond. Zand schoof in zijn mond. Hij deed zijn best om alles uit te spugen, maar zonder succes. Een paar irritante korreltjes bleven maar over zijn tong schuren en maakte een krakend geluid als hij zijn tanden op elkaar zette.

Met zijn tong hangend uit zijn bek, want hij wilde de zandkorreltjes zo min mogelijk voelen, keek hij om zich heen. Hij leek wel een hond. Al helemaal toen zijn bek nog verder open viel toen hij zag waar hij was. Of eigenlijk waar hij niet was. Hij bevond zich weer op dezelfde, mysterieuze en duistere plek waar Schaduw hem naartoe had gehaald. Dikke wolken mist zweefden nog steeds als geesten over de grond; de reusachtige takken van de bruingroene bomen kraakten nog even hard als daarnet en de geuren van dood en verderf hadden de plek ook nog niet verlaten.

Ik kan Schaduw wel vermoorden, hij zou me terugbrengen! dacht Vuurblad gefrustreerd. Of tenminste, dat dacht ik dan, voegde hij er later aan toe.

Hij bleef een tijdje nietsdoenend naar zijn poten staren. Hij zuchtte heel diep. Duizenden gedachten raasden door zijn hoofd. En nu? Wat nu? Er is niemand hier. Of dat denk ik dan, maar welke kat zou hier willen leven?

Uiteindelijk besloot hij op te staan om een eindje te gaan lopen. Niet dat dit de mooiste wandelplek was, of hij hoopte dat zijn uitzicht verderop mooier zou zijn. Puur en alleen deed hij het, omdat hij wist dat stil blijven staan hem zeker nergens ging brengen.

De grond voelde moerassig aan. Het was net alsof hij over een heel zacht, maar vooral nat mosbed liep. Voor zijn gevoel dwaalde hij al uren rond, ook al vertelde zijn verstand dat hij een paar hartslagen geleden pas aan zijn strompeltocht begonnen was.

Zijn poten leidden hem uiteindelijk naar een enorme kloof. Het was zo lang dat het einde in de duistere horizon verdween. Vuurblad rilde even toen hij realiseerde dat dit de kloof was waar Schaduw hem bijna in had laten vallen. Mijn lijk had daar in kunnen liggen!

Meer mistwolken vormden zich uit het niets. Ze sloegen zich om Vuurblad heen als een enorme mantel. Hij kon nu echt geen poot meer voor ogen zien. Ook dat nog. Ze maken het me wel heel moeilijk. Alsof ze het grappig vinden ofzo, dacht Vuurblad boos.

De oranje kater zette een stap vooruit, maar trok zijn poot gelijk weer terug toen hij leegte voelde. Maar het was al te laat. Hij wapperde hopeloos met zijn poten in het rond in de hoop grip te vinden. Hij leek wel een vogel die probeerde op te stijgen, maar hij kon op dat moment alleen maar wensen dat hij kon vliegen.

Vuurblad donderde naar beneden. Zijn eens zo mooie, vuurrode vacht zag nu bruin van het stof en zijn gespierde poten lagen slapjes naast hem.

Hier ligt mijn levende lijk dan. Geweldig, dacht hij met een grijs.

Vuurblad stond op en klopte met zijn poten zoveel mogelijk stof uit zijn vacht. Het had jammer genoeg weinig effect en hij wist maar al te goed dat hij geen uren de tijd had om alles uit zijn vacht te likken.

'Is hier iemand?' besloot hij na een tijdje te roepen. Hij miauwde het heel zachtjes, maar door de echo bleef het een aantal hartslagen door galmen. Het geluid werd steeds zachter en doofde uiteindelijk langzaam uit. Maar hoe lang het geluid er dan ook gebleven was, niemand antwoordde.

Wat als ik hier alleen ben en er niemand is die me ooit zou kunnen redden, of zou moeten tegenhouden? Wat als dit alles één grote fout is? Vuurblad rilde bij die gedachten, maar hij bevroor toen hij zich afvroeg hoe het zou zijn als hier wel iemand was. Hij kende het hier verder niet, maar het leek de perfecte plek voor monsters om zich in de schaduwen te verbergen; klaar om hem aan stukken te scheuren.

Op trillende poten en met gebogen kop strompelde de oude krijger verder. Door de mist in de kloof kon hij nauwelijks zien waar hij zijn poten neerzette, laat staan waar hij was.

Vuurblad voelde de angst drukken op zijn borst. Negeren ging niet meer. Het gevoel leek door zijn aderen te stromen; raakte elk lichaamsdeel dat hij had.

En alsof hij zich nog niet erg genoeg voelde, sprong er plots een gedaante de kloof in. Het belandde met een plof op de grond en het geluid was nog mijlenver te horen.

Vuurblads hart leek een slag over te slaan. Hij wilde vluchten, maar zijn poten stonden aan de grond genageld.

Maar toen de gedaante dichterbij kwam, gingen zijn haren weer liggen en klopte zijn hart weer zoals het normaal deed. Het was maar een kat; geen eng monster of wild beest. Zijn oranje ogen staarde recht in de zijne. En terwijl Vuurblad in die twee fonkelende ogen keek, stak een vonk een vuur van hoop aan in zijn hart. Waarom wist hij niet.

'Hallo,' miauwde Vuurblad zachtjes. De prachtige oranje ogen van de kater werden groot en voor hij het wist was het beest verdwenen.

'Wat is dit nou weer? Waar ga je heen!' riep Vuurblad hem na. Hij begon als een idioot door de kloof te rennen, maar dikke lappen mist maakte de kans op vinden erg klein.

Na een minuut of vijf hijgde hij al zo luid als een scheurend monster over het donderpad. Als hier demonen waren dan hadden zelfs degene aan de andere kant van de kloof hem op kunnen merken.

'Kom terug,' probeerde hij te zeggen, maar door zijn gehijg was niets meer dan een paar happen uitgeblazen lucht.

Zijn poten leken wel dunne twijgjes te zijn, neerbuigend onder zijn gewicht. Hij zette een stap vooruit, maar zijn vier slappe twijgjes hielden hem niet langer. Puffend en hijgend stortte hij in elkaar.

Vuurblad sloot zijn ogen. Hij had de hoop dat het hem misschien rust zou geven, maar natuurlijk vond hij alles behalve dat. Vreselijke gedachten hadden besloten op dat moment door zijn hoofd te spoken. Ze vulde heel zijn kop, net als regen met een kuil kan doen. Ik kom hier nooit weg. Ik zal sterven met niemand om me heen; niemand die ik vaarwel kan zeggen. En als ik dood ben, wat dan? Zal ik hier dan opgesloten zitten voor altijd, of zal de SterrenClan mij toch nog komen redden?

Het gevoel van angst en eenzaamheid voegde zich bij zijn vermoeidheid. Het maakte een knop in zijn maag en propte een blok in zijn keel.

Na een half uur lang piekeren, had hij zich uiteindelijk gerealiseerd dat liggen als een levend lijk hem nergens ging brengen. Langzaam rees hij zich omhoog, alsof hij uit de dood herrees.

Met op elkaar geknepen tanden begon hij aan zijn klim naar boven. Hij was nu officieel uitgekeken op de dikke lappen mist in een oneindig lange kloof. Er was daar echt niets en als het er al was zou hij het toch nooit vinden. De dikke lappen mist verborgen alles wat verder dan zijn poten lag.

Kreunend hees hij zich over de rand en plofte vervolgens neer op het gras. Maar op het moment dat hij zag waar hij was, sprong hij verschrikt op. Ik ken die boom en die boom en die. Ik ben gewoon precies op dezelfde plek als daarvoor!

Het klopte niet meer in Vuurblads hoofd. Hij had uren gelopen voor zijn gevoel. Hoe, in SterrenClans naam, was hij dan hier beland? Was het verleden niet echt gebeurd? Was het alleen maar een droom geweest?

Maar veel tijd om over die vragen na te denken, had hij niet. De schim dook weer op. Nu recht voor hem. Zijn nog even mooie oranje ogen staarde hem vol doodsangst aan.

'Hey! Ik-' Maar voordat Vuurblad zijn zin af had kunnen maken, sprong dat beest alweer weg.

Vuurblad wist niet hoe snel hij er achteraan moest sprinten. Zo snel als de bliksem volgde hij de schim, terwijl hij zijn best deed de steek in zijn zij te negeren.

De schim rende voor zijn leven, maar Vuurblad rende sneller. Deze keer heb ik je! De oranje kater spande al zijn spieren aan en zette zich af. Een paar dode bladeren vlogen de lucht in. Hij trok zijn klauwen uit en belandde netjes op de wit met oranje kater. Hij drukte hem zo stevig tegen de grond dat de vreemde kater haast geen lucht meer kreeg. Zijn oranje ogen waren overdreven ver opengesperd. Vuurblad vroeg zich af waarom ze niet uit hun oogkassen rolden.

'Alsjeblieft! Doe me geen pijn! Ik doe alles wat je wilt, dat beloof ik!' Hij struikelde over zijn woorden.

Vuurblad verslapte zijn greep een beetje. De kater nam een diepe hap adem. 'Alsjeblieft!'

Hij twijfelde even. Misschien is deze kat mijn vijand wel en als ik hem vermoord wordt alles weer normaal! Maar hij kon die hulpeloze haarbal niet vermoorden. Hij had hem niets misdaan. En ik geloof eigenlijk ook niet dat dit mijn vijand is. Deze angsthaas had Schaduw allang moeten kunnen uitschakelen!

'Oké dan,' mauwde Vuurblad. 'Het spijt me,' voegde hij er nog snel aan toe.

'Ohw, dankje, je hebt mijn leven gered!' miauwde hij opgelucht.

Nee, ik heb hem bijna van je afgenomen en besloot hem uiteindelijk te sparen.

De kater tilde zijn poot al op om weer weg te lopen om vervolgens te verdwijnen in de dikke lappen mist.

'Nee, het spijt me echt vreselijk! Ik had je niet zomaar moeten aanvallen. Ik dacht te snel na en het was gewoon dom van me. Het spijt me nogmaals!' riep Vuurblad uit en hij meende het ook echt.

'Het is al goed,' miauwde de kater snel.

'Ik heet Vuurblad trouwens,' miauwde hij, voordat de kater helemaal in de mist verdween.

Hij draaide zich naar hem om en keek hem eerst even vragend aan. Daarna zei hij: 'Mijn naam is Helmel.'


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro