Hoofdstuk 1

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De zon schijnt helder door de bomen, terwijl de wind zachtjes door mijn haren blaast. Zuchtend sta ik op. Langzaam rek ik me uit en draai me om. Ik kijk naar het bos dat om me heen ligt. "Vandaag ben ik een flink eind gekomen. Maar het was ook lekker wandelweer." Ik grinnik zachtjes. Op zaterdagen wandel ik altijd, lekker rustig, weg van de gekte. Ik kijk naar de boomstam waar ik net 2 seconden geleden heerlijk op zat. Ik buk me en bekijk een bloemetje die vlak naast de boom staat. "Mooi." Ik pak vanuit mijn zak de 2 boeken die ik altijd bij me draag: mijn schetsboek en mijn plantenboek. Ik leg mijn plantenboek op de boomstam en sla mijn schetsboek open, tussen de bladzijdes heb ik mijn houtskoolpotloot. Ik ga op de grond zitten en probeer het bloemetje zo goed mogelijk na te tekenen. Het is een schattig rood bloemetje. Wanneer mijn schets af is, sla ik mijn plantenboek open en zoek ik het bloemetje op. "Zinnia, dat is het volgens mij." Tja, ik ben echt geobsedeerd door bloemen en planten, ik kan er niets aan doen. Mijn vader vindt dat heel leuk, hij heeft voor mij het plantenboekje gekocht, ook het schetsboekje en hij heeft mij leren lezen. Nu is hij echter op handelsreis en nu is mijn broer de baas. Hij vindt het plantengedoe maar niks en is bang dat iedereen denkt dat ik een heks ben. Mijn vader handelt in specerijen, de VOC haalt die vanuit Nederlands-Indië, Cylon, Zuid-Afrika en zelfs vanuit Japan. Nu is hij al 1 jaar weg op handelsreis en komt ook pas over 2 jaar weer terug. Ik mis hem zo veel.

Snel denkt ik weer aan het mooie plantje dat voor me staat en ik knipper mijn tranen weg. Ik stop mijn 2 boekjes weer in mijn zak van mijn jurk. Ik ben zo blij dat mevrouw Geertje zakken in mijn jurk heeft genaaid. Mevrouw Geertje is onze huishoudster/kokkin, ze is al bij ons zolang ik mij kan herinneren en heeft ons praktisch opgevoed. Dat komt doordat mijn moeder is gestorven bij de bevalling van mijn zusje. Mevrouw Geertje is een oude vrouw en kan super goed koken en naaien, ze is onvervangbaar. Ik glimlach als ik aan mevrouw Geertje denk, ze kan de beste knuffels van de hele wereld geven.

Ik wandel weer terug naar huis toe. Ik moet nog een heel stuk en als ik niet voor het donker terug ben, dan wordt Theodorus weer boos. Daar kan ik echt niet tegen, hij doet alsof hij mijn vader is en ik ben ten slotte al 16 jaar! Hij zegt dat het dan te gevaarlijk is, met de vossen en wolven in het bos en de enge mannen in de stad. Terwijl ik wandel bekijk ik de natuur om me heen. De bomen, het gras, de bloemetjes, de struiken, de vlindertjes. Ik adem heel diep in en ruik de natuur. Het is een voordeel dat onze stad heel dicht tegen een bos aan ligt. Na een halfuurtje wandelen zie ik de stad liggen. Het is maar klein, je ziet de twee kerken boven de huizen uittorenen. De linkerkerk is groter dan de rechter. Dit komt omdat de linkerkerk voor de rijken is en de andere voor de normale stadsbewoners. Zo is de stad eigenlijk in tweeën gesplitst, aan de linkerkant de rijken, de middelrijken en de bovenste laag van de middenstand. En aan de rechterlantkant de onderste laag van de middenstand, de armen, de zwervers en de wezen. Aan de linkerkant van de stad, helemaal aan het einde is een klein kasteeltje. Hierin woont de enige adelijke familie van de stad en de 3 dorpen. Bij andere steden hebben de adel niet veel macht, maar bij ons juist wel. Deze familie is zo rijk en zo machtig, dat zij de hele stad besturen. Precies tussen de twee kerken is het marktplein, daar is elke dag markt. Dan verkopen de boeren uit de 3 dorpen hun vlees, groente en kruiden en verkopen de gilden hun handelswaar. Mijn vader stond hier nooit tussen, hij verkoopt namelijk specerijen en gaat dus naar de allerrijksten, de rijken en de middelrijken toe en verkoopt aan huis zijn specerijen. Het gewone volk kan dat namelijk niet betalen. Dat is ook de reden waarom mijn vader zo veel van huis is, al is hij nooit zo lang als nu geweest.

Ondertussen ben ik aangekomen bij ons huis, ons huis heeft van zie grappige rood-witte luikjes (zie foto). Wij wonen aan de kant van de linkerkant van de stad, wij behoren namelijk tot de middelrijken. Ik klop met de klopper op de deur en mevrouw Geertje doet open. "Juffrouw Rosafiere, kom gauw binnen. U bent laat, trek gauw wat anders aan, dan kunt u meteen aan tafel en heeft uw broer niets door." Ik stap naar binnen. "Hallo mevrouw Geertje. Waarom moet ik iets anders aan?" Mevrouw Geertje wijst op mijn jurk. "Daar zit een enorme grasvlek op, met modder en al. Zo kunt u niet aan tafel. En ik weet niet of ik dit eruit gewassen krijg." Ik kijk naar de aangewezen plek. "Oeps, dat is inderdaad een grote. Ik zal wel snel wat anders aan trekken en dan breng ik de jurk meteen naar u toe." Mevrouw Geertje schud haar hoofd. "Waarom doet u ook een lichtblauwe jurk aan als u gaat wandelen?" Verontschuldigend kijk ik naar mevrouw Geertje. Ik weet dat ze niet boos om me kan blijven wanneer ik puppy-oogjes maak. Mevrouw Geertje schiet in de lach. "Juffrouw Rosafiere, u weet me altijd te bespelen. Gaat u nu maar heel snel naar boven voordat uw broer merkt dat u zo laat pas thuiskomt." Snel loopt ik naar boven en pak ik uit mijn kast een donkergroene jurk, die leg ik op mijn bed. Ik trek mijn blauwe jurk uit en loop in mijn onderjurk naar de keuken. "Mevrouw Geertje, hier heb ik de jurk!" Mevrouw Geertje schrikt op van het aardappels schillen en draait zich met een ruk om. "Juffrouw Rosafiere! Ten eerste, laat mij niet zo schrikken. Ten tweede, waarom draagt u geen korset? En ten derde, waarom loopt u hier in uw ondergoed door het huis? Dit vind ik hoogst ongepast!" Ik krimp een beetje inelkaar. Mevrouw Geertje is altijd een beetje eng wanneer ze boos is, dan kan ze zo eng kijken. Alsof haar ogen dwars door je heen kijken, bestraffend en priemend. "Het spijt me. Het was niet mijn bedoeling om u aan het schrikken te maken, ik wou u de jurk gewoon zo snel mogelijk geven. Zodat u de vlek er makkelijker uit krijgt. Daarom heb ik mijn nieuwe jurk ook nog niet aan. En op zaterdagen draag ik nooit een korset, dat wandelt helemaal niet lekker. Dat doet heel veel zeer in mijn zij en rug." De blik van mevrouw Geertje verzacht. "Ach kind, u was altijd al eentje die eerst iets doet en dan pas denkt. Ik vind het fijn dat u aan mij denkt. En ik snap ook waarom u geen korset draagt. Weet u wat, ga maar snel die andere jurk aantrekken." Ik knik en ren snel naar boven. Daar doe ik mijn donkergroene jurk aan en fatsoeneer mijn kapsel. Wanneer ik klaar ben hoor ik een koebel. Die rinkelt mevrouw Geertje altijd wanneer het eten klaar is. Snel loopt ik naar de eetkamer.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro