Hoofdstuk 6

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De vreemde jongen lacht opnieuw, maar stopt vrij abrupt als hij me iets beter bekijkt. "Je bent serieus," zegt hij en staart me indringend aan.

Nerveus begin ik aan mijn nagels te pulken en kijk afwisselend van hem naar de wonderbaarlijk frisse omgeving. Het voelt niet veel beter aan nu de aap uit de mouw is. Daarvoor is deze nieuwe wereld nog te vreemd.

"Dat boek van meneer Ouwens, waar je het net over had," verklaar ik haastig, "dat heeft me naar het verleden gestuurd en nu ik weer terug ben is alles anders."

"Hoezo, anders?" De jongen wijst om zich heen, maar blijft me strak aankijken. "Gisteren zag het er ook al zo uit."

"Gisteren miste de helft van het eiland, inclusief de plek waar jouw flat nu staat," antwoord ik scherp en bedenk meteen dat ik dat niet had moeten zeggen. Waar ik vannacht de noodzaak voelde om Conner Loot te ontzien, heb ik dat nu bij deze vreemdeling.

Eigenlijk had ik verwacht dat hij daardoor wit weg zou trekken, maar in plaats daarvan beginnen zijn ogen weer te twinkelen. "Dus jij hebt me tot leven gewekt?"

"Eh..." Zo ver had ik nog niet nagedacht en ik staar hem geschokt aan. "Ik denk het?"

"Laat me mezelf dan introduceren," zegt hij met een brede grijns. "Ik heet Pip Wensing en ben jouw beste vriend."

Terwijl Pip op luchtige toon verder praat, luister ik zwijgend. Zo kom ik erachter dat hij in de flat tegenover me woont en degene was die vanochtend naar me zwaaide. Onze moeders zijn elkaars beste vriendinnen en daardoor zijn we praktisch gezamenlijk opgevoed. "Er viel niet aan te ontkomen," grijnst hij, "wij waren vanaf de wieg voorbestemd om elkaars besties te worden."

Als hij klasgenoten bij naam begint te noemen en me vraagt of ik die wél ken, leg ik mijn hand op zijn arm. Zijn stem sterft langzaam weg en dan knikt hij me vriendelijk toe. Ik krijg langzaam door dat Pip eigenlijk alleen mogelijkheden ziet. Hij bruist van de energie en ik geef mezelf een mentaal schouderklopje dat, van iedereen aan wie ik mijn bizarre verhaal kwijt kon, ik het aan de enige persoon heb verteld die me zonder meer gelooft.
Samen staan we sterker.

"Absoluut," antwoordt Pip en dan besef ik dat ik dat hardop heb gezegd.

"Nou," gaat hij verder, "Utterdam is gewoon Utterdam, niks bijzonders eigenlijk. Ik denk dat ik jóuw verhaal graag wil horen."

"Ik weet zelf ook niet zo goed wat er allemaal gebeurd is," beken ik. "Ik heb in het boek van Ouwens geschreven..."

Pip onderbreekt me door me quasi geschokt aan te kijken en ik glimlach om zijn potsierlijke gezicht. Hij is heel makkelijk in de omgang en op dat moment knijp ik mezelf hard. Heb ik mezelf in deze situatie gedroomd³ en is die droom simpelweg nog niet afgelopen? Maar mijn arm doet goed pijn en ik moet er vanuit gaan dat ik wakker ben.

"Toen ik in slaap viel, kwam ik ineens in het jaar 377 terecht. Ik heb lage huizen gezien en veel ruimte, een beetje zoals... hier en nu."
Ik denk niet dat ik hem mijn verwondering helemaal uit kan leggen. "Er was dus oorlog en ik heb met de demonenleider gesproken. Rirzos heet die."  

Pip kijkt blanco, maar dan verschijnt er een bemoedigende uitdrukking op zijn gezicht terwijl hij me toeknikt.

"Het voelt alsof ik pas een paar seconden weg ben geweest²," probeer ik uiteindelijk duidelijk te maken. "En nu is alles anders. Hoe moet ik daarmee omgaan?"

"Wat heb je in dat boek gezet?"

Weer schaam ik me voor die woorden en ik grijp mijn tas stevig beet. Hij kijkt me met een opgetrokken wenkbrauw aan en houdt dan eenvoudigweg zijn handpalm naar me op.
Uiterst langzaam pak ik het boek en geef het hem, mijn stem klinkt piepend als ik hem vertel waar hij moet zoeken: "Bij de slag om Westerland."

"Conner Loot, ik wens je jeuk tot De slag om Westerland en korte armpjes."
Die woorden blijven me maar achtervolgen. Had hij net niet iets gezegd over dat ik iets verzon en hij het opschreef? Dat lijkt me een fantastische verdeling van onze taken.
Pip ligt intussen in een deuk.

"En?" vraagt hij gretig, als hij even later bij is gekomen. "Hoe zag dat eruit?"

"Ik arriveerde pas in 377 toen hij al genezen was," mompel ik. "Het ging niet om onze Conner, maar om zijn grootvader."

Langzaam veegt Pip zijn lachtranen weg, maar grinnikt wel wat na. "Wat ga je nu opschrijven?" vraagt hij gretig en legt zijn hand op de tekst voor hem. "Kan ik mee?"

"Moeten we niet naar school?" vraag ik me ineens licht paniekerig af. Het is me allang duidelijk dat ik van ons tweeën de verantwoordelijke ben en dat hij ons op het slechte pad brengt.

"Je hebt in een nacht tijd het halve eiland gered," zegt hij. "Je hebt wel wat vrije tijd verdiend. En bovendien... misschien is morgen alles weer anders."

Als die laatste woorden tot me doordringen, kijk ik hem met grote ogen aan. Wat als hij gelijk heeft en ik per ongeluk het hele eiland laat zinken? Dat lijkt me behoorlijk dodelijk.

"Je zou ook dingen kunnen rechtzetten⁴⁶," zegt Pip haastig, als hij mijn blik ziet. "Je heb míj per slot van rekening een bestaan gegeven."

"Wacht," protesteer ik. Ik moet tijd rekken. "Hoe zit het eigenlijk met de engelen en demonen?"
In mijn oorspronkelijke toekomst heersten ze over ons, maar waren we eigenlijk te druk met overleven om echt aandacht aan ze te besteden. Ze waren een noodzakelijk kwaad. Wezens die er net als wij uitzagen en aan wie we hoge belastingen moesten betalen.
Nu weet ik dat het gedaanteveranderaars zijn en dat ze makkelijk met hun ondergeschikten konden - en kúnnen - mengen. Hun aantal kan zoveel groter zijn dan ik ooit heb beseft.

"Geen demonen, die zijn na de Slag verslagen," antwoordt Pip en wijst naar het grootletterboek. Hij praat over ze alsof ze alleen in de geschiedenisles aan bod komen. "We hebben alleen met engelen te maken."

Hij kijkt onwillekeurig omhoog, maar als ik zijn voorbeeld volg, zie ik alleen de bekende lila lucht - wat betekent dat de rode maan vannacht vol is - met de zon en enkele wolkjes.
Pip weet hoe engelen er in het echt uitzien. Hij weet dat ze vliegen.
Ik heb écht behoorlijk lopen rommelen in het verleden.

"Viola," zegt Pip en hij kijkt me op z'n zonnigst aan, al merk ik aan zijn smekende toontje dat hij serieus is. "Alsjeblieft, ontzeg me deze kans niet!"

"Ik weet niet wat ik heb gedaan om het heden zo te laten veranderen." Mijn stem klinkt paniekerig. "Straks verzuipen we allemaal omdat ik het eiland weg heb gewenst."

"Dit keer gaan we geen grootse dingen aanpakken," sust hij. "Wat zeg je ervan om op zoek te gaan naar je vader? Je wilt al je hele leven weten wie dat is en nu wordt de kans je in de schoot geworpen."

Ik heb nog nooit aan iemand over dat gemis verteld en het feit dat ik dat Pip heb toevertrouwd, weet me er op dat moment volledig van te overtuigen dat hij inderdaad mijn beste vriend is.
Pip wacht niet langer op antwoord en bladert ijverig in mijn geschiedenisboek.

"Valmaand van het jaar 409," zegt hij en kijkt me guitig aan: "Makkelijk te onthouden, want we zijn tien dagen na elkaar geboren."

"Je moet je op de Zonnemaand focussen," corrigeer ik hem. "We hebben ook met een zwangerschap te maken."

"En we moeten ook rekening houden met de periode dat je ouders elkaar leren kennen," knikt hij. "Goed, ik zie een mooi stukje geschiedenis in de Bloeimaand van 408."
Pip kijkt me even aan en richt zich dan op de tekst. Hij leest rustig aan me voor, alsof dat dagelijkse kost voor hem is: "Laatste vulkaanuitbarsting. Op dag honderd van het jaar 408 stonden alle drie de manen tegelijk aan de lucht en hebben Karlel, Conah en Ruhiel er succesvol voor gezorgd dat de vulkaan nooit meer zal uitbarsten."

Verward buig ik me naar voren, maar de letters vormen hun eigen dansje. "Niet," zeg ik dan beslist. "Karlel, Cohiel...?" Van die namen heb ik nog nooit gehoord. En een vulkaan?

"Karlel, Conah en Ruhiel zijn onze leiders," zegt Pip zacht. De namen rollen moeiteloos van zijn tong. "Ze hebben ons leven meerdere malen gered, zoals hier allemaal staat beschreven."
Hij tikt op de tekst.

"Dan lijkt het me een goed idee om weer naar het verleden te trekken," ben ik al mijn bedenkingen vergeten. "Ik geloof namelijk niet dat het is gegaan zoals zij het hebben neergezet."

📖

"Niet met de manen rommelen," sis ik, als Pip al onze ideeën in een schrift neerpent. "Dat geeft gedoe met eb en vloed." Mijn horrorbeeld van een verdwenen eiland zal nooit helemaal verdwijnen.
"Waarom kunnen we niet iets simpels neerzetten." De vorige keer had ik met de titel gewerkt. Ik wist niet dat het zo moeilijk was om iets ongevaarlijks te bedenken.

"Het is jammer dat je de naam van je vader niet weet," zegt Pip. Ik heb hem verboden om mijn moeders naam te gebruiken en die grens respecteert hij met enige moeite. Ik heb een vriendelijke man zo'n zestien jaar lang opgezadeld met jeuk en korte armen, dat wil ik nu koste wat het kost voorkomen.

"We hoeven in principe niks aan die geschiedenis te veranderen," peins ik. "Het is goed dat de vulkaan niet meer uitbarst, dat willen we graag zo houden."

"Wat vind je hiervan?" Pip draagt voor: "Viola Somnium ontmoet, samen met Pip Wensing, haar vader na de Laatste vulkaanuitbarsting." Zijn stem wordt minder hoogdravend als hij verklaart: "Dat is immers precies wat je voor elkaar wil krijgen."

Na wat wikken en wegen, besluiten we daar voor te gaan. Vervolgens besluit híj dat het goed is als ik ook eens leer spijbelen, waarschijnlijk iets waar de 'ik' die hij kent altijd nadrukkelijk nee tegen heeft gezegd.
Maar er is een half eiland dat ik niet ken, wat er, samen met het vele groen en de schone omgeving voor zorgt dat ik graag een dagje in de buitenlucht besteed.

▬▬▬

³Prompt 3. Een groep middelbare scholieren ontdekt dat ze het vermogen hebben om hun eigen dromen binnen te gaan en te manipuleren. Terwijl ze hun krachten gebruiken voor persoonlijk gewin, beseffen ze al snel dat hun acties in de droomwereld gevolgen hebben in het echte leven en dat ze moeten leren om hun krachten te beheersen voordat het te laat is.

²Prompt 2. Op een nacht werd je wakker uit de dood. Voor jouw gevoel was je slechts enkele seconden weg, maar voor de wereld was je bijna een eeuw weg. Hoe ga jij je door deze nieuwe wereld navigeren?

⁴⁶Prompt 46. Je springt onvrijwillig door ruimte en tijd en neemt tijdelijk de plaats in van andere mensen om hun ongelukkige fouten recht te zetten.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro