Hoofdstuk 17

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het eerste wat ik hoor wanneer ik mijn huis binnenga is geschreeuw.
'Wat is de waarheid?' Mijn moeder klinkt wanhopig. 'Want ik weet niet meer wat ik moet geloven.'
Dat is toevallig, ik wilde ook net de waarheid ontdekken. Geruisloos laat ik de deur achter mij in het slot vallen in de hoop dat niemand mij binnen hoort komen. Ik hou even mijn adem in. Mijn ouders ruziën verder dus in ga er van uit dat ze mij niet hebben gehoord.
'Wat weet jij over onze zoon dat ik niet weet?' Hoor ik mijn moeder weer.
Heel even heb ik zin om binnen te lopen en doodkalm te zeggen dat mijn vader de opdracht heeft gegeven om hem te laten vermoorden. En dat hij een affaire had met de President. Of misschien zelfs heeft. En dat dat de reden is dat de politie niets vind. Ze mógen niets vinden.

Maar dat zou mijn moeder niet aankunnen. Ze zou instorten. En bovendien is het misschien niet eens waar. Ook al weet ik in mijzelf dat die kans vrij klein is. Toch zwijg ik en luister ik gewoon verder. Zonder iets te doen.
Mijn vader antwoord op mijn moeder: 'Niets, ik weet niets. Liefje, je weet dat ik alles aan jou zou vertellen.' Mijn vader klinkt kalm, geruststellend en zelfs een beetje wanhopig. Als ik niet beter wist zou ik denken dat het echt is. Mijn moeder zucht, maar zegt niets meer. Dat is het moment waarop ik besluit de living binnen te stappen. Mijn vader neemt de IPad alsof hij er de hele tijd al mee bezig is en mijn moeder kijkt me betrapt aan maar herpakt zich snel: 'Hallo, liefje, hoe was het op school vandaag?'
Ik haal mijn schouders op en loop door naar mijn kamer. Het is lang geleden dat mijn ouders - of mijn moeder dan toch- interesse in me toonden. Hoe was het op school vandaag? Misschien is het een doodnormale vraag maar ik kan me de dag niet meer herinneren dat ze het aan me vroeg. en vandaag is het niet eens om de juiste reden. Het is gewoon om me af te leiden.

In mijn kamer huil ik.
Ik huil tot ik niet meer kan.
Om James, om mijn ouders maar -hoewel ik het amper aan mezelf kan toegeven- ik huil vooral om mezelf. Om wie ik ben, om wie mijn ouders zijn, om wat ik doe en of het wel het juiste is.

Mijn vriendinnen op school wil ik niet meer als vriendinnen en de bende begin in leuker en leuker te vinden. Maar dat is niet het soort mensen waar ik mee omga. Toch? in mijn gedachten hoor ik Jams me bestraffen: Grace, vooroordelen! en ik weet dat hij gelijk heeft. Plots word ik woedend. Het kan toch niet dat dit het is? Dat mijn moeder niets weet, en langzaamaan instort, en dat mijn vader en de President hier ongezien mee kunnen wegkomen. En omdat de President hiermee te maken heeft zal de politie niets vinden. Als ik gerechtigheid voor mijn moeder wil, en voor James, dan zal ik het heft ik eigen handen moeten nemen. Daarom neem ik een besluit. Ik wil dit tot een goed eind brengen kan ik niet afgeleid worden door mijn vader. Eerst ga ik uitzoeken of alles wat de bende vertelt wel waar is, en daarna neem ik wraak. De President moet niet dood, en mijn vader zeker niet. Het feit dat de aarde wel bewoonbaar is, doet me niet zo veel. Dat was James zijn afdeling. Ik zorg er gewoon voor dat ze in de cel belanden. Ondertussen ga ik bij de bende slapen. Ik neem een rugzak en doe daar wat praktische kleren in plus ondergoed en tandenborstel.

Beneden word ik tegengehouden door mijn moeder. Haar ogen zijn nog rood van het huilen maar ik doe alsof ik dat niet zie.

'Waar ga je naartoe?' vraagt ze. Ik antwoord dat ik bij een vriendin blijf slapen omdat ik niet tegen hun ruzies kan. Ze knikt treurig. 'Voor hoelang?'

'Zo lang als het nodig is.' Zonder nog verder bezwaar te maken laat ze me gaan. Wanneer de deur achter mij dichtgaat fluister ik: ik doe dit voor jou mama, alleen maar voor jou en James.

*

'Heeft ons prinsesje er voor gekozen om hier te komen wonen?' Ik ben net in de bunker binnengegaan met mijn rugzak en ik krijg direct al een vuile reactie van Candice.
Ik negeer haar.
'Welkom prinses,' Zegt nu ook Finn. Maar in tegenstelling tot Candice bedoelt hij het lief. Daarom lach ik even naar hem. 'Voel je vrij een kamer te kiezen in ons kasteel. Ook de kamer bij deze prins is vrij.' Waarbij hij naar zichzelf wijst. Ik grinnik. 'Bedankt prins Finn, maar ik denk dat ik wel een kamer zal vinden.' Hij maakt een buiging en ik wandel verder naar de gang van de slaapkamers. Ik kies de laatste kamer in de gang, ver van Candice. Ook ver van Finn dus, maar dat maakt me niet echt veel uit.
Om me al een beetje thuis te voelen pak ik mijn spullen uit.
Ik zal nog naar huis moeten gaan om handdoeken te halen, die ben ik vergeten.
Ik ben klaar, en als ik op de klok kijk zie ik dat het al half zeven is. Mijn maag knort.

'Hebben we hier eten?' Vraag ik wanneer ik terug in de woonkamer ben.

'Doe maar alsof je thuis bent,' zegt Candice. 'Oh wacht, laat maar, dat doe je toch al.'
Finn grijnst.

Ik kan die jongen echt niet inschatten. De ene keer lijkt het alsof hij aan mijn kant staat en de ander keer lacht hij me gewoon uit.
In besluit om niet te reageren.

'Ja, volgens mij zit er wat in de koelkast.' Zegt Saphira.

Ik neem een appel, aangezien ik niet echt iets anders vind.
'Heeft anders iemand zin om even naar de winkel te gaan?' Vraag ik. Subtiel probeer ik Ash aan te kijken. Hij heeft nog niets gezegd sinds ik hier ben.

'Ik ga wel mee.' Zegt Finn. Ik knik.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro