Hoofdstuk 7 - Deel 2

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik zit in de stoel. Mijn handen zitten vast in de ijzeren klemmen. Naast mij zit de dokter. Hij haalt de naald weer uit mijn arm. Een straaltje bloed loopt naar beneden. De dokter maakt mijn arm schoon met een doekje en plakt er dan een pleister op. 'Je hebt het heel goed gedaan,' zegt hij. Maar ik kan ook niet veel anders dan mezelf goed houden; achter de dokter staat een bewaker met een geweer. De dokter staat op en loopt mijn cel uit. De bewaker loopt achter hem aan en sluit de deur. De klemmen om mijn handen verdwijnen in de stoel en ik spring meteen van de stoel af, op het bed. Buiten mijn cel zie ik dat de dokter met een vrouw aan het praten is. Ik spits mijn oren en luister mee. 'Is er nog iets nieuws aan Experiment 387?' vraagt de vrouw. Als ik beter kijk herken ik haar. Ik heb haar maar een paar keer gezien. Ze zegt altijd dat ze mijn eigenaar is en dat alles wat ze hier in het lab doen goed is voor de mensheid. Maar ik herinner me niet dat zij mijn eigenaar is. Ik herinner me een ander meisje. Ik herinner me ook niet meer dat ik hier aangekomen ben en hoe lang ik hier al ben. De mensen hier zijn wel aardig. Ze geven me te eten en doen soms leuke dingen met de Experimenten hier. Maar met de dag lijkt het alsof mijn geheugen opnieuw wordt gewist. Ik herinner me alleen maar de tijden die ik hier heb doorgebracht, in het lab. Ik weet mijn eigen naam niet eens meer. Nou ja, ik heb nu wel een soort van naam. Experiment 387. Dat is nu mijn naam. Ik ga op mijn rug op het bed liggen en staar naar het lege bed naast me. Eerst had ik een kamergenoot. Een lief meisje. Ze was ouder dan ik. Ze had erg lang, zwart haar en ze zag er gewoon uit als een normaal meisje. Maar net zoals iedereen hier had ze wel iets bijzonders. Ze had namelijk één paars oog en één wit oog. Nu is ze al een week "verwijderd". Zo noemen ze dat hier: verwijderd worden. Voordat het meisje verwijderd werd had ik haar nog een keer gezien. Maar toen had ze ineens normale ogen gekregen; gewoon saaie, bruine ogen. Ik snapte het niet. Ik ben haar naam nu ook vergeten. Dat was ook de bedoeling van de mensen hier, dat ik haar helemaal zou vergeten. Dat is niet gebeurd. Ik weet nog hoe ze eruit zag, maar dat zeg ik niet. Omdat ik dan gestraft word. Het alarm aan de muur gaat af. Ik sta meteen op. Het is mijn beurt om naar de controlekamer te gaan. Daar kijken ze of ik me nog iets kan herinneren van mijn tijden voordat ik in het lab kwam. Ik weet eigenlijk helemaal niks meer, maar soms droom ik. Over een meisje met rode haren. Ze is heel lief, en ik heb ook wel het gevoel dat ik haar ergens van ken. Maar dat zeg ik niet. Het kleinste signaal van een herinnering prijsgeven en je wordt meteen gestraft. Tot nu toe ben ik nog niet gestraft, dus ik weet ook niet hoe dat is. Voor zover ik weet is niemand hier ooit gestraft, maar als je wel gestraft wordt wissen de mensen van het lab je geheugen ook. Zodat je het aan niemand kan vertellen. Een bewaker opent mijn celdeur en wenkt me. Braaf loop ik achter hem aan door de witte gang. Aan de zijkanten zitten er celdeuren in de muren. Van staal, zodat het lastig, bijna onmogelijk, is om te ontsnappen. Ik kan niemand zien door de deuren. We lopen de trap af en dan door de grote hal. Zo te zien heeft de derde verdieping pauze. Overal zie ik jongens lopen en met elkaar praten. Ook staan er een stuk of dertig bewakers in de grote hal. Ik ben er al een beetje achter gekomen hoe het hele gebouw in elkaar zit. Op de begane grond zijn alle controle en test kamers. Op de eerste en tweede verdieping kun je alleen meisjes vinden. Op de derde en vierde alleen maar jongens. Zelf kom ik van de eerste verdieping af. De eerste en tweede verdieping hebben nooit samen pauze. Dat mag niet van het lab. Je hebt vier keer per dag pauze; de eerste voor het ontbijt, de tweede voor lunch, de derde is het vrije uur en de vierde is voor het avondeten. Alle pauzes duren één uur. Dit is waarschijnlijk het vrije uur van de derde verdieping. Een paar jongens kijken naar mij en fluisteren dan met elkaar. Ik probeer de blikken te vermijden en loop achter de bewaker aan de gang in van de begane grond. Ik weet al waar ik naar binnen moet: kamer 12A. Zodra de bewaker de deur open doet en ik naar binnen loop zie ik de vrouw die daarstraks ook stond te praten met mijn dokter. Verbaasd trek ik met mijn oren en vraag: 'Waar is mevrouw Baker?' De vrouw die binnen zit glimlacht, staat op en loopt naar me toe. Ondertussen geeft ze een sein naar de bewaker. Die knikt, loopt de kamer uit en sluit de deur achter zich. De vrouw staat voor me en geeft me een hand. 'Mevrouw Baker is er niet meer. Ik ben haar vervangster: mevrouw Wilson,' legt ze uit. Ik trek mijn hand terug en kijk mevrouw Wilson aan. 'Hoezo "mevrouw Baker is er niet meer?"' vraag ik wantrouwend. Mevrouw Wilson kijkt me streng aan. 'Met dat soort zaken hebben Experimenten niets te maken,' zegt ze streng. Het blijft even doodstil in de kamer. Dan gebaart mevrouw Wilson mij om te gaan zitten op de stoel tegenover haar. Ik ga zitten, terwijl ik haar aan blijf kijken. 'Dus, Experiment 387. Heb je nog flashbacks gehad? Of voel je je wel goed genoeg?' vraagt ze. 

Experiment 387. Ik haat die naam...

'Nee, mevrouw. Ik heb geen flashbacks gehad. En ik voel me prima,' zeg ik zacht. 'Weet je het zeker?' Mevrouw Wilson kijkt me indringend aan. Ik voel haar blik zowat door mijn ziel snijden. 'Ik weet het zeker,' lieg ik. Het beeld van het roodharige meisje van mijn dromen komt weer in me op. Ik weet zeker dat zij iets met mij te maken heeft, maar aangezien ik er toch nooit achter ga komen... 'Oké, als alles goed met je gaat krijg je nu je injectie.' Mevrouw Wilson staat op en loopt door de kamer naar een kast. Elk Experiment hier krijgt per dag drie tot vijf injecties. Je moet er per se drie per dag. Als het slechter met je gaat krijg je er meer. Ik heb wel eens tijdens de pauze gehoord dat iemand er wel zeven had gekregen in twee minuten. Dan moet je wel erg agressief zijn geweest tegenover je arts. Ik schrik op uit mijn gedachten als mevrouw Wilson een stoel pakt en die naast me zet. Ik kijk naar de spuit. Er zit een soort groengrijze vloeistof in. Ook heeft de injectiespuit een vrij dikke naald die zo je arm in gaat. Dat veroorzaakt de kleine bloedende wondjes als je de spuit weer uit je arm haalt. Elke injectie wordt op dezelfde plek in je arm gegeven. Ik heb er al best veel gehad. Ik ben ook het laatste Experiment dat in twee weken tijd is aangekomen. Soms doet mijn arm pijn als ik er op lig, of als ik ergens tegenaan stoot. Maar soms doet hij ook gewoon zomaar ineens pijn. Als je je pleister af zou doen en in de spiegel zou kijken zou je een klein, rond gaatje in je arm zien. Als je het aanraakt doet het ook best wel pijn. Mevrouw Wilson haalt de pleister weg en zet de spuit in mijn arm. Het prikt altijd even, maar daarna valt het mee. Als de spuit helemaal leeg is haalt ze hem weer uit mijn arm. 'Zie zo, dat zit erop,' zegt mevrouw Wilson. Ze plakt een nieuwe pleister op mijn arm. 'Als alles goed gaat kun je nu weer gaan.' Ik knik, sta op en loop snel het kantoor uit. Buiten in de gang staat de bewaker al op me te wachten. Hij gaat me weer voor de gang en dan door de hal. Als we door het midden van de hal lopen gaat het alarm ineens af; de pauze is voorbij. Overal lopen er jongens naar dezelfde trap die wij ook moeten hebben. De bewaker voor mij is best wel groot, maar ik ben klein. In een mum van tijd word ik aan de kant geduwd door alle jongens die langs me heen proberen te lopen. 'Hé!' roep ik verontwaardigd uit. 'Kijk zelf uit waar je loopt.' Ik struikel en val op de grond. Er lopen mensen over me heen en ik begin te gillen. 'Hou je bek dicht!' roept iemand naar me. Iemand trekt me overeind en ik zie dat het de bewaker is. 'Achteruit!' roept hij naar de jongens achter me. Ze stoppen met lopen. Er zitten een paar blauwe plekken op mijn armen. 'Je moet iemand die van de controlekamer afkomt altijd voor laten,' hoor ik de bewaker zeggen. 'Maar hoe moeten wij zo'n klein meisje nou zien?' Ik draai me met een ruk om, terwijl mijn oren omlaag gaan. Ik haat het als ik klein word genoemd. Ik zie dat er vijf meter van me af een jongen staat. Hij heeft rood haar en zwarte ogen met witte pupillen; waarschijnlijk is dat de reden waarom hij hier zit. Net als de bewaker ziet hij er sterk en groot uit. Een paar andere jongens gaan naast hem staan. 'Hij heeft gelijk. Wat doet dat kind hier,' stemt een andere jongen met hem in. Ik merk dat mijn ogen rood worden en ik blaas naar hun. De jongen met de zwarte ogen kijkt me uitdagend aan. 'Ik ben geen kind!' zeg ik hard. 'Weet je het zeker?' vragen ze spottend. 'Kijk naar jezelf,' zeg ik bits terug. Het blijft even stil. Er zijn nog meer jongens om mij en het groepje heen gaan staan. 'Probeert het kleine katje stoer te doen?' vraagt de jongen met de zwarte ogen honend. 'Hou je bek dicht,' snauw ik. De bewaker wil ertussen komen, maar hij wordt ineens vastgehouden door de andere jongens die naast hem staan. En dan zie ik meteen dat dit op een gevecht uit gaat lopen. Niet tussen de bewaker en de jongens die hem vast houden, maar tussen mij en de roodharige jongen. 'Wat zei je tegen mij?' vraagt hij, waarschijnlijk om beangstigend over te komen. 'Ik zei dat je je bek moet houden,' antwoord ik. 'Ik heb zomaar het idee dat je in de problemen gaat komen,' zegt de jongen met een grijns op zijn gezicht. 

Waarom doet hij me aan iemand denken?

Ik schud mijn hoofd weer helder en zeg: 'Jij ook.' Ik hoor de rest grinniken en ik uit mijn klauwen. Voordat de jongen nog een opmerking kan maken vlieg ik hem aan en zet ik mijn klauwen in zijn schouders. Meteen voel ik handen op mijn rug die me van hem af proberen te trekken, maar ik blijf vast houden. Meer handen pakken me vast en trekken me dan van hem af. Ik word vastgehouden door de jongens die bij hem zijn komen staan. De roodharige jongen bloedt en hij kijkt me woedend aan. Mijn rode ogen worden weer blauw en ik kom uit mijn killertrans. Als ik weer naar de jongen kijk probeer ik angstig te ontsnappen. 'Dat denk ik dus niet, kitten.' Ik word in mijn maag gestompt. Hijgend probeer ik me los te trekken, voordat ik nog een klap ga krijgen. Ineens komen er meer bewakers aan die me bevrijden en de andere jongens naar hun cellen brengen. Mijn dokter, mevrouw Wilson, komt ook aanlopen en trekt me mee terug naar haar kantoor. 'Wat denk je wel niet? Een gevecht starten in de gang!' roept ze boos uit. 'Ik werd uitgelokt!' stribbel ik tegen. Als we in haar kantoor zijn duwt ze me in een soort grote, glazen buis die in de hoek van de kamer staat. 'Het maakt niet uit. Straks zal je je er toch niks meer van kunnen herinneren,' zegt mevrouw Wilson. 'Wacht!' roep ik geschrokken uit. Maar ik ben al te laat. Ze drukt een paar knoppen aan de zijkant van het apparaat in en de buis vult zich met een soort van stoom. Pijn schiet als een bliksemflits door mijn hele lichaam en ik begin te schreeuwen en op het glas te bonken. Daarna zak ik in elkaar.


'Jij bent,' zegt het meisje. Ik kijk naar het schaakbord. Het is onze pauze en ik speel een spelletje met het onbekende meisje. Ik verzet een pion. Het meisje verschuift die van haar en zegt dan: 'Schaakmat.' Ik kreun en zak achterover in de stoel. 'Het begint saai te worden, vindt je niet?' vraag ik. Ze haalt haar schouders op en stopt een plukje van haar blonde haar achter haar oor. 'Zeg je dat omdat je al drie keer verloren hebt?' vraagt ze geamuseerd. Ik draai mijn hoofd weg en mompel: 'Ik had het niet over het spel.' Ze snapt wat ik bedoel en kijkt naar alle meisjes die op dit moment in de aula zitten. 'Hoe veel injecties heb jij al gehad?' vraag ik aan haar om het onderwerp te veranderen. Ze haalt haar schouders op en zegt: 'Waarschijnlijk rond de vijfhonderd.' Het blijft weer even stil. 'Mag ik je een vraag stellen?' zeg ik zacht. Ze knikt. 'Kan ik je een bijnaam geven?' Even lijkt het meisje verrast, maar knikt dan. 'Mag ik je van nu af aan Blondie noemen?' Ze grinnikt. 'Het is wel een leuke naam,' zegt ze dan. 'Dus het mag?' vraag ik. Ze knikt nog eens. Het alarm gaat af. Blondie staat op en pakt haar schaakbord. Ik doe de pionnen in een doosje en geef het aan haar. 'Tot morgen!' zegt Blondie, terwijl ze naar haar kamergenoot loopt. Ik knik en loop de trap op. Als ik in mijn kamer kom word ik ineens moe. Omkleden hoeft niet; iedereen heeft altijd hetzelfde aan. Een wit shirt, een witte broek en witte schoenen. In deze kleding slaap je ook. Van alle kledingstukken heb je er twee. Dan heb je nog een reserve als de andere in de was moet. Ik plof op het bed, maar ik kan niet slapen. Dus blijf ik naar het plafond staren, totdat het volgende en laatste alarm af gaat. 

Avondeten.

Ik kom weer overeind en loop naar mijn celdeur. Automatisch gaat hij open. Ik zie alle meisjes van mijn verdieping uit hun cellen komen en met zijn allen lopen we naar een aula naast onze pauzehal. Daar staat een lange eettafel. Omdat ik geen kamergenoot meer heb zoek ik naar Blondie. Ik zie haar zitten naast haar kamergenoot en loop naar haar toe. 'Mag ik erbij komen zitten?' vraag ik. Blondie knikt. Als iedereen uiteindelijk zit wordt het avondeten opgediend; groentesoep met een klein stuk brood. Ik trek chagrijnig met mijn oren. Dat hadden we gisteren ook al. 'Wat is dit nou?' hoor ik een meisje tegenover me vragen als haar soep voor haar wordt klaargezet. 'Vandaag eten we gewoon de restjes. Heb je daar problemen mee?' vraagt de bewaker aan haar. Het meisje blijft stil, maar ik zie aan haar blik dat ze er iets tegenin had willen brengen. Als onze soep er is vraag ik aan Blondie: 'Waarom zit jij hier eigenlijk?' Ze slikt een hap van haar brood door en antwoord: 'Ken je de film Carrie?' Ik schud mijn hoofd. Ik kan me sowieso niets meer herinneren van mijn verleden. 'Wij mochten die film van de bewakers kijken. Het gaat over een meisje dat telekinese heeft of iets dergelijks. And guess what? Voordat ik hier kwam heb ik wat voorwerpen laten zweven. Jammer genoeg kwamen de mensen hier daarachter. Dus daarom zit ik nu hier,' vertelt ze. Ik kijk haar verbaasd aan. 'Hoe weet je dat je voorwerpen hebt laten zweven?' Blondie buigt zich naar me voorover en fluistert in mijn oor: 'Ze kunnen hier niet van hun injecties verwachten dat ze ons geheugen helemaal wissen.' Ik knik en eet wat soep. De rest van het diner blijft het redelijk stil. Niemand praat echt met elkaar, omdat bijna niemand hier elkaar echt kent. Er zijn maar 23 meisjes en 25 jongens in het hele gebouw. Als we klaar zijn met eten gaat het alarm weer af en worden we naar onze kamers teruggebracht. Ik laat mezelf op mijn bed vallen en sluit mijn ogen. Gelukkig voor mij val ik meteen als een blok in slaap.


Het getik op mijn deur maakt me wakker. Ik doe slaperig mijn ogen open en kijk om me heen. De lichten zijn al uit, dus het moet nacht zijn. Ik draai me om en ruik een geur. Ik schrik als ik merk dat hij me bekend voorkomt. Maar ik kan niet plaatsen van wie de geur is... Er klinkt weer getik op mijn deur. Zou het een bewaker zijn? Voor zover ik weet maken ze geen Experimenten wakker als ze liggen te slapen. Toch sta ik op en loop ik naar de deur. 'Hallo?' fluister ik. Geen antwoord, maar wel ineens een schim die voor het kleine luikje in de deur langs schiet. Ik denk even goed na en pak dan de sleutel van de deur onder het matras van het andere bed uit. Mijn oude kamergenoot heeft ooit een sleutel mee naar onze kamer gesmokkeld, voordat ze verwijderd werd. En aangezien ze er nu toch niet meer is kan ik de sleutel gebruiken. Ik loop terug naar de deur, haal even diep adem en steek de sleutel dan in het slot. Natuurlijk zou ik het eigenlijk niet gedaan hebben, maar de geur komt me te bekend voor om hem niet te volgen. Zachtjes draai ik de sleutel om en de deur gaat zachtjes open. Ik steek mijn hoofd om de deur heen en ik zie de schim achter een muur wegduiken. Ik loop erachteraan. Als ik bij de muur kom en eromheen loop zie ik dat de schim alweer een stuk verder is dan dat ik ben. En zo blijven we wel een tijdje doorgaan. Ineens hoor ik voetstappen achter me. 'Hé! Staan blijven!' Geschrokken draai ik me om en ik zie een stuk of 4 bewakers op me afkomen. Verstijfd blijf ik staan. Dan komt er iemand uit een andere gang stormen en hij stort zich op de bewakers. Ik zie een flits van ijzer en dan bloed op de muren. Ik heb het gevoel dat ik achter de schim aan zou moeten rennen, maar eerst wil ik de persoon die de bewakers aan valt goed bekijken. Hij draagt een witte hoodie, heeft zwart haar en- 

'Snow! Kom nou!' Ik bij mijn arm gepakt en meegetrokken door de gang, weg van het gevecht.

Snow? Waar ken ik die naam van?

Ik probeer mijn "ontvoerder" te bekijken, maar zij trekt me alleen maar sneller mee. Dan zie ik ineens een deur in zicht komen. Ik ben nog nooit in dit deel van het gebouw geweest. 'Is dat de uitgang?' vraag ik. 'Wees nou stil,' fluistert de persoon. Ik snap het niet meer, dus ik laat het maar gebeuren. Ineens bedenk ik mezelf iets. Ik sta stil en vraag: 'Ga je me meenemen naar buiten?' De persoon staat stil en nu krijg ik pas de kans om haar goed te zien. Ze heeft rode haren, rode ogen, een bleke huid en ze lijkt verdacht veel op het meisje die ik in mijn dromen heb gezien. 'Ik probeer je hieruit te halen, Snow. Werk nu even mee alsjeblieft,' zegt ze. Ik kijk haar verbaasd aan en nu ben ik echt even de draad kwijt. 'Wacht even,' zeg ik terwijl ik me los ruk. 'Wie ben jij eigenlijk?' vraag ik aan haar. Even blijft het doodstil. 'Snow... Herken je mij niet meer?' Ik hoor dat haar stem trilt, maar ik schud mijn hoofd. 'Volgens mij heb ik je nog nooit gezien, hoor.' Het meisje kijkt me wanhopig aan en ik krijg medelijden met haar. 'Snow, ik ben het! Alina. Weet je nog?' 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro