Hoofdstuk 18

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

"Hiermee wilden we je laten zien dat, wanneer je het vertrouwen van je gids hebt gewonnen, je hem kan vragen om een deel van zijn kracht te geven. Zo kan William bevelen geven aan de dieren-"
    "Suggesties doen," corrigeerde William kort.
    "Suggesties doen," beaamde Evelynn. "En Verdwijners kunnen, nou ja, verdwijnen, snap je? Haasters krijgen snelheid van het water. Een Bewaarder krijgt de tijd van de eiken. Ooit was ik een dwaas om te kiezen voor het eeuwenlange leven. Ik wist wat me te wachten stond en toch deed ik het."
    Een glazige blik in haar ogen benam haar de adem, terwijl ze terugdacht aan oude tijden. Ik stoorde haar niet in haar moment, maar wachtte ongeduldig tot ze verder zou gaan.
    "We weten ook dat je kracht misbruikt kan worden. Dat heb je gezien bij dat beest. Ik zou voorzichtig zijn. We weten niet of de verhalen over de wind waar zijn. Als ze dat zijn kan er een groot gevaar op je wachten."
    "Ik snap het niet," zei ik verward, "wat wil je dat ik doe? Wat is er zo gevaarlijk?"
    "Je moet de keuze maken, Rosalie. Niets meer of minder. Wil je de kracht van de wind hebben of niet?"
    "Hoe moet ik nou kiezen als ik niet weet wat mijn opties zijn?" vroeg ik met een kinderachtige boosheid.
    "We weten nooit de consequenties die volgen op onze keuzes. Je zult vanuit je hart moeten beslissen."
    "Geef me de tijd om na te denken."
    Toen ik vertrok zat het roodborstje nog steeds nieuwsgierig naar me te staren vanuit Williams kapsel, alsof hij zich ook afvroeg wat ik zou besluiten.

-//-

Licht hinkend door de wond die weliswaar nog amper pijn deed, maar nog wel een dof geklop voortbracht, kwam ik het bos uit.
    Te laat kreeg ik buurman Alfred in het oog, die met zijn zeis bezig was om het gras kort te wieken. Ik wilde snel terug duiken achter een boom, maar hij had me al gezien. Zijn ogen werden groot en hij sloeg een kruis, waarna hij zijn gereedschap liet liggen en naar huis rende. Arme man. Het kwaad was nu al geschied, dus zonder hem verder na te kijken vervolgde ik mijn weg door het kniehoge gras.

De rest van het weekend kwam ik maar met moeite door. Laurence zond me hatelijke blikken, alsof hij ergens op broedde. Ik negeerde ze. Eigenlijk wilde ik er niet achter komen wat zijn plan was. 

Een aantal keer lukte het om zonder dat Laurence het doorhad een potje schaak te spelen met Johan, die ik overigens allemaal verloor. Tijdens een van die slagvelden raakte ik met hem aan de praat over zijn opleiding. 
    "Waar leren jullie nu eigenlijk over?" vroeg ik.
    Hij moest er even over nadenken.
    "Nou, de laatste keer hadden we het over het darmkanaal. Mijn vriend James maakte steeds onsmakelijke grappen, waarop onze docent hem uitmaakte voor een zekere onbeschaafde voorganger van de homo sapiens. Een paar uur detentie hielp hem wel om zich te herinneren hoe bevoorrecht hij is met zijn opleiding."
    Johan grinnikte. Ik vroeg me af hoe het zou zijn, om naar school te kunnen. Om alle deuren van de wereld voor je geopend te hebben. Maar op dit moment had ik genoeg andere zaken die mijn tijd in bezit namen, besloot ik.

Zodra Laurence naar zijn werk was vertrokken, ging ook ik de deur uit. Met een mandje aan de hand, alsof ik boodschappen ging doen, liep ik over de zandweg. Zonder dat ik het had gemerkt was de herfst overgegaan in de winter. Een nog dun laagje sneeuw schitterde in het heuvellandschap en bedekte beide kanten van de weg als een wollen deken. Ik plette knisperend de met zand vermengde ijskristallen onder mijn laarzen.
    Alfred, die gewapend met een stel oorwarmers en een schop de sneeuw op zijn paadje te lijf ging, staakte zijn werkzaamheden om me achterdochtig na te staren. Ik knikte hem vriendelijk toe, maar daar had hij duidelijk geen boodschap aan. 

Het was al wat later in de ochtend, dus toen ik bij de Thompsons aanklopte waren ze al vertrokken naar de mijn. Dat was voornamelijk de reden dat ik op dit uur bij Ada langskwam, zodat ik alleen met haar kon praten.
    De deur was ondertussen helemaal uit zijn hengsels gehaald, zag ik. Daar hadden ze wel goed aan gedaan, het krakkemikkige ding hield toch niemand tegen. Daarnaast gaf het een signaal af dat er in het huis niets te halen viel en afgezien van een paar droge korsten brood was dat waarschijnlijk ook waar.

Ada lag op dezelfde plek als de vorige keer. Haar toestand leek iets minder erg, maar nog steeds beangstigde het me. Ze had haar ogen open en zag er niet koortsig uit.
    "Gaat het?" vroeg ik, de twee overbodige woorden gebruikend die ik zou blijven herhalen, elke keer dat ik haar kwam opzoeken.
    "Beter dan met jou," refereerde ze naar mijn licht hinkende pas en mijn blauwe plekken en schrammen.
    "Het is niets. Dit gaat over."
    Daar hadden we beiden niets aan toe te voegen. Ik doorbrak het korte moment van helderheid, waarin we ons beseften dat haar toekomst langzaam in rook opging, door in het mandje te grabbelen dat ik had meegenomen. Ik haalde er een stuk kaas, brood en honing uit.
    "Voor je keel," verduidelijkte ik.
    Dankbaar nam ze de waren in ontvangst. Onze vriendschap lag zo diep dat ze haar dankwoord niet hoefde uit te spreken om me te laten weten hoe blij ze was. Ze ging rechtop zitten en keek me nu serieuzer aan.
    "Ik heb Byrne gesproken," zei ze.
    "Wanneer?"
    "Gisteren. Ze vertelde dat ze het document heeft laten drukken en samen met de zondagskrant heeft verspreid."
    Om eerlijk te zijn was ik onze missie alweer bijna vergeten.
    "Dat is geweldig nieuws. Is het gelukt?" vroeg ik nieuwsgierig.
    Ze schudde somber haar hoofd.
    "De welgestelden hebben het allemaal verbrand of weggegooid, zonder het stuk ook maar te lezen en op het moment zijn ze naarstig op zoek naar degene die ze heeft verspreid."
    Het was niet moeilijk te raden wie ze bedoelde met 'ze'. De politiemacht. Dat was de reden dat ik niet van Byrne had gehoord.
    "Byrne was hier maar kort, ze moest naar een of ander schuiladres."
    Ik liet mijn schouders hangen, verslagen. Het was ook maar een kinderdroom geweest, realiseerde ik me. De wereld was hard. Juist ik zou dat moeten weten. En alle rijken hadden er alleen maar voordeel aan dat de arbeiders zulke lage lonen uitbetaald kregen. 
    "We vinden wel een manier," loog ik optimistisch.
    Opnieuw schudde ze haar hoofd.
    "Ro, ik ga dood," fluisterde ze met tranen in haar ogen.
    "Nee," ontkende ik met een zekerheid die ik niet voelde, terwijl het traanvocht ook mijn wangen begon te beroeren.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro