Hoofdstuk 19

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Verzonken in mijn gedachten liep ik terug over de weg. De sneeuw was half weggesmolten en had plaats gemaakt voor een bruine smurrie. Dat was ook hoe ik me voelde. Gesmolten, vertrapt, weerloos tegen de zon, oftewel het lot, die onverbiddelijk het einde zou betekenen. Een zacht briesje verwarmde me.

    Teleurstellingen?
    
"Kan je ook contact met mij zoeken?" vroeg ik verbaasd. Gegiechel echode door de lucht.
    Waarom niet?
    
Het idee beangstigde me. Als het waar was wat Evelynn zei, zou dit korte gesprek alleen al uiterst gevaarlijk zijn.
    "Kan u me niet vertellen wat er gebeurt als ik een deel van uw kracht vraag?"

    Het spijt me. Het is jouw beslissing om te maken. Ik kan niets zeggen.
    
"Dan kunt u me niet helpen," zei ik resoluut, half hopend dat de dialoog daarmee voorbij zou zijn.

    Denk dat maar, mijn kind. Denk dat maar...
    
De korte vlaag was verdwenen.
    "Waarmee kunt u me dan in godsnaam mee helpen?" schreeuwde ik woedend naar het met gesmolten sneeuw overdekte maïsveld, dat geen antwoord gaf.

-//-

Een paar dagen later had ik de beslissing nog steeds niet genomen. Ik lag woelend in bed, niet in staat om een oog dicht te doen. Op dat moment was de enige manier om de panter te verslaan, door de kracht van de wind aan te nemen. Als die kracht tenminste bruikbaar was. Ik wist niet wat er van me zou worden als ik het deed. Evelynn had eeuwig spijt van haar beslissing, nogal letterlijk. En stel nou dat ik net zoiets als het beest zelf zou worden? Op welke grond vertrouwde ik erin dat ik mezelf zou blijven? Er was te snel te veel gebeurd. Er waren teveel factoren om af te wegen. En er zouden nog meer momenten komen, waarop ik de kracht zou kunnen accepteren. Het kon altijd nog.
    Toch zat het me niet lekker dat, in dat geval, Evelynn en William op het beest zouden jagen. Ik draaide me om, op mijn andere zij. Het was niet omdat ik bang was dat ze gewond zouden raken. Ik wilde mijn eigen wraak. Het vuur in me was nog steeds niet gedoofd. Morgen zou ik het besluit nemen, beloofde ik mezelf. Ik stopte mijn hand onder mijn kussen en voelde iets kouds. De buigbare staafjes lagen er nog. Maar wie moest me nu leren ermee om te gaan? Alfred was doodsbang voor me en Louise was op de vlucht. Ergens wilde ik het luik geopend hebben voordat ik mijn definitieve besluit zou nemen. Ik wilde het laatste beetje van Mary's nalatenschap niet links laten liggen. 
    Het is ontzettend jammer dat het lot nooit dezelfde kaarten voor je verborgen houdt als dat je zou willen. 

-//-

Laurence zat me met een roofdierachtige grijns op te wachten aan tafel. Ik ging tegenover hem zitten en nam niet eens de moeite om mijn irritatie te verbergen. Ook hij maakte er bepaald geen geheim van. Alles was beter dan deze blik, die door me heen boorde alsof hij op het punt stond om een van zijn concurrenten hardhandig aan te pakken, zoals hij dat elke dag deed. Eigenlijk wilde ik er niet eens achter komen wat hij voor me in petto had.
    "Je gaat morgen kennis maken met James Vargas. Zijn vader is een internationale bankier van hoge status."
    Ik trok een wenkbrauw op. Wat moest ik met deze informatie?
    "Hij is je toekomstige echtgenoot. Vanaf morgen zal hij je het hof maken," zei hij op botte toon.
    Ik keek hem ongelovig aan. Hij genoot van mijn afschuw. Het was onmogelijk voor me om iets zinnigs uit te spreken, dus ging hij verder, nog steeds met die afschuwelijke grijns op zijn gezicht.
    "Hij woont niet ver hier vandaan. Een paar mijl die kant op."
    Hij maakte een vaag gebaar met zijn kin.
    "Het zal ons veel rijkdom opleveren," stelde hij vast met een hebberige glans in zijn ogen, alsof daarmee de kous af was.
    "Ik wil hem niet zien," zei ik met klem.
    "En toch gaat hij komen. Het maakt niet uit wat jij van hem vindt," verkondigde hij langzaam, duidelijk articulerend als tegen een kleuter.
    Zijn ogen waren tot spleetjes geknepen.
    "Nee!" schreeuwde ik.
    Hij stond op en begon heel langzaam mijn richting in te lopen. Zijn handen waren tot vuisten geknepen. 
    "Je doet wat ik je zeg."
    "Nee," fluisterde ik nogmaals, door angst aan mijn stoel vastgeklampt.
    Zijn ogen schitterden furieus, maar zijn spieren ontspanden zich een beetje.
    "Hij komt toch wel," snauwde hij.
    De geladen leegte die hij in de kamer achterliet voelde aan als een enorme opluchting. Maar hij liet ook een nare stemming achter die me niet los zou laten.
    De volgende dag zou de jongen komen. Vanaf dat moment zou ik niet meer vrij zijn, voor het leven verbonden aan een verwend rijkeluiskind. 


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro