Hoofdstuk 5

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het was onbeschrijfelijk hoe blij Alannah was geweest toen ze merkte dat Sil alleen maar tijdelijk buiten westen was geweest en niet dood was. Ze waren tot de avond viel in de steeg gebleven. Deels zodat de mensen hen niet uit de steeg zagen lopen terwijl er vier lijken lagen, deels omdat Sil moest aansterken.

'Kom eens hier zitten, Alannah' zei Sil tegen het meisje dat tegenover haar zat. Ze waren om de hoek van de steeg gelopen, de paarden stonden nog steeds aan het begin van de steeg. Alannah had Pluisje op wacht gezet en ze zouden horen wanneer de paarden te veel bewogen waren of er iemand iets van hen probeerde te stelen.

Alannah stond op en ging aan de andere kant van de steeg zitten, naast Sil. Die zat met een dolk uit haar riem in haar hand rond te draaien, terwijl het ding het minderende zonlicht opving en weerkaatste. Sil bleef nog even stil, zoekend naar de woorden die ze nodig had en Alannah bekeek de zonnestralen die door het metaal weerkaatst werden.

'Na vandaag heb ik besloten dat ik je maar eens iets moet meegeven' vertelde Sil. Meteen had ze Alannahs aandacht, die nu naar Sil keek in plaats van de dolk in de hand van haar tante. 'Ik kon jou vandaag niet beschermen in gevecht tegen de magiërs' begon Sil. 'Sterker nog, jij moest mij redden van de magiërs' ging ze door.

'Maar dat lukte me alleen doordat wat jij me altijd geleerd hebt' kwam Alannah tussendoor. 'Ik had jou niet kunnen redden zonder jouw adviezen. Ik heb veel geleerd daarvan, net als van jouw verhalen en oefeningen waar ik naar gekeken heb' zei Alannah.

'Dat is heel lief van je, maar ik weet ook dat je dit niet had gekund zonder mij. Maar ik ben blij dat ik het je zo goed heb aangeleerd' zei Sil. 'Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen' ging ze door. Ze hield even pauze, alsof ze weer naar de juiste woorden moest zoeken. 'Ik wilde je eigenlijk mijn dolk aanbieden, om jezelf te kunnen beschermen' sloot ze af.

'Mag ik jouw dolk hebben?' vroeg Alannah ongelovig. Sil draaide het ding nog een keertje rond in haar hand, maar bood hem toen knikkend aan Alannah aan. Het meisje keek met grote ogen naar de dolk en pakte hem toen voorzichtig van haar tante aan. Ze bekeek de dolk goed. Ze had hem eerder die dag natuurlijk ook vast gehad, maar toen had ze hem niet zo goed kunnen bekijken.

De dolk was niet heel bijzonder. Hij was niet ingelegd met edelstenen en goud, zoals de rijken mee op hun zwaarden en messen liepen. Het hele ding was gemaakt van simpel, maar sterk ijzer. Met stukjes vilt was het vasthouden fijner gemaakt, maar hij had verder geen versiering.

'Bedankt' zei Alannah tegen Sil toen ze klaar was met de dolk bewonderen. Sil pakte ook een riem met schede die naast haar lag en bood Alannah die ook aan.

'Je moet deze dolk wel goed bewaren, als een ware strijder. Maar je moet ook leren om hem netjes te houden. Ze kunnen ze alleen beschermen als je ze schoon en scherp houd' legde Sil uit. 'Een goed krijger herken je aan diens verzorgde wapens' sprak ze het gezegde uit dat ze geleerd had.

'Kan je me leren hoe ik mijn dolk verzorg?' vroeg Alannah. Sil knikte, ze hoopte al dat haar nichtje dat zou vragen. De rest van de tijd die ze hadden tot de nacht viel, besteedde Sil en Alannah aan het schoon en scherp houden van de dolk. Toen ze zon achter de horizon verdween en het heel snel donker werd, pakte ze hun spullen op om weg te gaan uit het dorp.

'Maar Silvine?' vroeg Alannah toen ze klaar stonden om op hun paard te stappen. Sil stopte met wat ze aan het doen was en keek om naar haar nichtje als teken dat ze verder kon gaan met wat ze wilde zeggen. 'Heb jij je dolk niet nodig?' vroeg Alannah. Meteen glimlachte Sil en wenkte ze Alannah om naar een tas te komen.

'Ik denk dat ik wel genoeg heb' zei ze terwijl ze de tas open hield, die helemaal gevuld was met dolken en werpmessen. Alannahs ogen werden groot bij de aanblik van zo'n grote hoeveelheid messen bij elkaar.

'Ik denk ook dat je wel genoeg hebt' bevestigde Alannah. Daarna stapte ze op hun paarden en reden ze zo snel mogelijk het dorp uit, op naar het volgende.

Tegen de avond bereikten ze het volgende dorp. Ze hadden de hele nacht doorgereden en 's ochtends hadden ze even geslapen. Ook had Alannah met haar dolk geoefend, voor als ze weer magiërs tegen zouden komen. Silvine was er nu wel van overtuigd dat het meisje het recht had om zichzelf te verdedigen.

'Er komt wel heel veel rook van dat dorp af' stelde Silvine vast. Alannah was dat nog niet eens opgevallen. Natuurlijk zag ze de rook boven het dorp uitkomen, maar ze verontstelde dat dat gewoon van de huizen kwam, of anders van een groot kook- of vreugdevuur op het dorpsplein.

'Is er iets aan de hand, denk je?' vroeg Alannah terwijl Sil in haar stijgbeugels ging staan om een beter zicht te hebben op het dorp en de rook die eruit kwam. Alannah zag nog steeds niet dat het meer rook was dan normaal, maar daarvoor had ze ook te weinig dorpen gezien in haar leven.

'Ik ga ervan uit dat er iets aan de hand is' zei Sil. 'Je moet er altijd vanuit gaan dat er iets aan de hand is, anders loop je misschien in een val' mompelde ze er afwezig achterna. Alannah zoog die woorden in zich op. Nu Sil ook daadwerkelijk met haar trainde, begon ze steeds meer te begrijpen dat alles wat ze zei een les kon zijn.

'Moeten we gaan kijken of er iets aan de hand is?' vroeg Alannah aan Sil. Ze snapte dat haar tante druk bezig was een strategie voor deze situatie te verzinnen, maar ze wilde ook graag weten wat er in dat briljante hoofd omging.

'Er moet sowieso gekeken worden, maar of er een "we" is weet ik niet' antwoordde Sil. Alannah vond het jammer dat haar tante nu suggereerde dat zij alleen zou gaan en dat Alannah achter moest blijven, maar ze snapte het wel. Want hoewel Sil had besloten dat Alannah de capaciteiten had om voor zichzelf te vechten, had het meisje nog maar een nacht geoefend.

'Ik neem aan dat jij dan gaat kijken' zei Alannah. Silvine ging ondertussen weer zitten in het zadel, maar leek de situatie nog steeds te overdenken.

'Ja, ik denk dat ik heel even ga kijken wat er aan de hand is' besloot Sil. 'Als ik niet terug ben voordat de zon achter de horizon verdwenen is' begon ze te vertellen.

'Rijd ik zo snel mogelijk dezelfde weg terug naar mama's boerderij' maakte Alannah braaf de zin af, maar tot haar verbazing schudde Sil haar hoofd.

'Nee, als ik nog niet terug ben voordat de zon achter de horizon verdwenen is, kom jij ook het dorp in om mij te redden' verklaarde Silvine. Alannah keek de vrouw verbaasd aan. Ze had Sil de vorige dag inderdaad van de dood gered, maar nog steeds was ze niet overtuigd dat zij mannen of vrouwen kon overmeesteren die Sil niet aankon.

'Kom op, kijk niet zo gek. Je hebt die vogel van je met dat toverkunstje' zei Sil. 'Je hebt twee doorgeleerde en volwassen magiërs en hun krachtdieren omgebracht gisteren' voegde ze daaraan toe. Die kwam aan bij Alannah, die nog nooit een ziel kwaad had gedaan in haar leven en zeker niet vier levende wezens had willen vermoorden.

'En ik ben niet van plan dat nog eens te doen, als je dat maar weet' wierp ze fel naar Sil.

'Misschien zul je moeten' zei Sil, die haar eigen jeugd voor zich zag. Een jeugd die ervoor had gezorgd dat een moord meer of minder niet meer uitmaakte, niet meer voor haarzelf en niet voor de straf die erop stond. 'Maar kom toch maar achter me aan als ik niet snel genoeg terug ben' voegde ze eraan toe, waarna ze wegreed en Alannah alleen achterliet.

Het meisje keek haar tante lang na, en richtte haar aandacht toen op Pluisje en haar dolk. Ze had Sils woorden over het moeten doden wel gehoord, en was vastbesloten om ook te kunnen doden als ze dat moest. Ze gooide met haar dolk naar een boom verderop en liet Pluisje zijn doodstof over een stel planten uitstrooien, dat alles terwijl ze de zon goed in de gaten hield.

Het duurde even voordat Sil weer terug kwam, maar de zon stond nog steeds boven de horizon, daar had Alannah wel op gelet. Alannah keek toe hoe Sil door de bosjes kwam en eerst een slok water nam uit haar veldfles voordat ze vragen begon te stellen.

'En? Wat is er aan de hand?' vroeg het meisje nieuwsgierig. Sil nam net nog een slok uit haar veldfles, dus het meisje moest nog even wachten op het antwoord, hoewel ze ondertussen brandde van de nieuwsgierigheid. Ze wilde dat ze het antwoord van Sils gezicht af kon lezen, maar dat stond afstandelijk als altijd.

'De demonstranten' was het enige wat Sil antwoordde, maar daar had Alannah genoeg boodschap aan. De demonstranten waren een andere groep die haar en Pluisje zouden willen hebben.

Deze mensen zouden haar echter niet meenemen en opsluiten op een academie, maar deze mensen zouden haar en Pluisje vermoorden en hun vlees braden voor het avondmaal. De demonstranten waren tegen krachtdieren, in welke vorm dan ook. Zelfs Floralies gewone mus Olive zouden ze samen met haar eigenaar aan stukken scheuren. het waren monsters, die meestal niet met een krachtdier gezegend waren of die op jonge leeftijd verloren waren.

'Dat is een probleem' stelde Alannah vast. Sil knikte en Alannah wist dat haar tante nu alle mogelijkheden afwoog en daar een concreet en zo veilig mogelijk plan uit zou trekken. In hoeverre Sil het woord veilig kende.

'Dat is inderdaad een probleem, maar een probleem dat verholpen kan worden' zei Sil. Alannah knikte, dat wist ze zelf ook wel. Waarschijnlijk was de beste manier om met een grote boog om het dorp heen te reizen, maar iets in Alannah zei dat dat niet Sils plan was.

'Hoe ga je dat probleem dan verhelpen?' vroeg Alannah haar tante.

'Jij gaat ze even allemaal in een diepe slaap brengen' vertelde Sil met een glimlach. Alannah keek haar met grote ogen aan en dacht heel even dat haar tante een grap moest maken, maar ze herinnerde zich dat Sil nooit grapjes maakte.

'Ik?' vroeg ze verbaasd.

'Ja jij, je hebt gisteren toch die magiërs omgelegd, dat kan je ook wel met vijfhonderd demonstranten denk ik zo' redeneerde Sil. Alannahs ogen gingen nog wijder open toen ze het aantal hoorde. Het meisje had nog nooit vijfhonderd mensen bij elkaar gezien, laat staan dat ze die allemaal zou vermoorden.

'Ik ben niet van plan vijfhonderd onschuldigen te vermoorden!' riep Alannah uit.

'Onschuldigen?' noem jij mensen die alle krachtdieren willen afslachten onschuldig? Vaak vermoorden ze de eigenaar ook nog, als die niet graag afscheid wil nemen van hun krachtdier' zei Sil fel tegen haar nichtje.

'Nou, niet onschuldigen dan. Maar alsnog ben ik niet van plan vijfhonderd mensen om te leggen' wierp Alannah terug. 'Daarnaast weet ik niet of ik het wel kan, ik heb geen idee tot waar Pluisjes krachten reiken, of hij een limiet heeft' voegde ze toe.

'Vast niet, hij is zo'n machtig dier en geen van deze mensen heeft een krachtdier' zei Sil. Alannah wilde ondertussen dat deze ruzie afgelopen was. Dat Sil sinds haar twaalfde al honderden slachtoffers had vermoord, betekende nog niet dat Alannah in haar voetsporen moest treden.

'Hij kon die twee magiërs niet doden omdat ze te machtig waren' zei Alannah rustig, maar ongelofelijk boos. 'De enige reden waardoor ze gestorven zijn is omdat ze te veel op hun krachtdieren steunde en het verlies daarvan voor hun dood zorgde' legde het meisje uit.

'Dat zegt nog niet dat hij vijfhonderd krachtdierlozen aankan' antwoordde Sil koppig. Ze stapte op haar paard en maakte aanstalten om naar het dorp toe te rijden.

'Ik ga niet mee. Ik weiger' zei Alannah net zo koppig terug.

'Het spijt me, meisje, maar volgens mij ben ik hier nog steeds de baas en kan je niet veel zonder mij' zei Sil met een onheilspellende glimlach rond haar lippen. 'Jij gaat gewoon met mij mee en probeert die mensen uit de weg te ruimen als je wil blijven leven' voegde ze toe. Dat was de druppel voor Alannah en woest stapte ze op haar paard, maar ze gehoorzaamde. Ze had geleerd dat Sil inderdaad degene was die haar in leven had gehouden en dat ze zonder haar niet veel kon.

'Dat dacht ik al' zei Sil terwijl ze Maandanser aanspoorde en met Alannah en Pluisje achter zich aan naar het dorp vertrok. Die laatste twee met een gigantische hoeveelheid tegenzin. Alannah werd misselijk bij de gedachte dat ze straks meer mensen zou moeten doden, ze was nog niet eens bijgekomen van de twee magiërs en hun krachtdieren, de vorige dag.

Bij het naderen van het dorp werd steeds duidelijker dat er daar veel mensen bijeen kwamen. Je hoorde geluiden en Alannah begon op een gegeven moment zelfs fakkels te onderscheiden tussen de huizen. Toen ze via een zijstraat het dorp in wilden, zagen ze dat die helemaal vol stond met demonstranten met fakkels. Waarschijnlijk gingen ze een mars lopen naar het dichtstbijzijnde dorp.

'Probeer maar eens of het lukt ze allemaal uit te schakelen' drong Sil aan. Alannah wilde het niet, maar ze wist dat ze in ieder geval moest doen alsof ze het probeerde. Het meisje greep naar de mentale band met haar krachtdier en vroeg Pluisje of hij alle mensen hier kon vermoorden.

'Hij kan het niet, het zijn er te veel' fluisterde Alannah. Ze wist niet wat Sil zou doen als ze dacht dat Alannah het maar verzon, om onder het moorden uit te komen. Gelukkig leek haar tante Alannah te geloven.

'Probeer dan een klein groepje' stelde ze voor. Er klonk een vriendelijk ondertoon door in Silvines stem, wat Alannah alleen maar rillingen bezorgde. Sil klonk alsof ze het over hele andere zaken hadden dan moorden, alsof het over een spelletje ging. Alannah besefte echter dat dit alles behalve een spelletje was.

'Ik wil geen mensen vermoorden, Sil' fluisterde Alannah, haar stem brekend. De beelden van de mannelijke magiër die met een paar kreten naar de grond zakte, de twee prachtige krachtdieren wiens harten ineens waren gestopt met kloppen. Die beelden lagen nog vers in haar geheugen en verschenen op haar netvlies toen ze naar de mannen in de zijstraat keek, die de twee vrouwen nog niet gezien hadden.

'Je hebt al mensen vermoord, een paar extra maken niet uit' antwoordde Sil bot. Alannah hoorde dat er geen discussie mogelijk was en dus probeerde ze zichzelf ertoe te zetten Pluisje zijn stof over de mannen voor haar te leggen. Maar alles in haar lichaam schreeuwde het niet te doen. Het leek alsof haar hart werd vastgegrepen, om haar eraan te herinneren waar haar menselijkheid zat. Ze probeerde het af te schudden, maar het gevoel was te sterk.

'Die magiërs gisteren' begon Alannah fluisterend. 'Die waren een directe bedreiging voor jou en mij. Deze mannen zijn dat niet. Ze zijn geen directe bedreiging, we kunnen net zo goed om het dorp heen rijden om ze uit de weg te gaan' ging ze verder. 'Ik kan het niet, Sil. Ik kan deze mensen niet vermoorden' sloot ze af, zeker van haar zaak.

'Deze mensen zullen ook een direct gevaar vormen, als je te lang wacht en ze ons opmerken' wierp Sil terug. Dat had ze iets te hard gezegden de mannen keken hun kant uit. Zittend op hun paarden waren ze best goed te zien, zelfs als de mannen verblind werden door het licht van de fakkels die ze in hun hand hadden. Hun dekking, het feit dat de mannen hun kant niet op keken, was volledig verdwenen.

'Te laat, nu moeten we vluchten voor ons leven' ze Sil, terwijl ze uit haar zadeltas een paar werpmessen pakte en die met een dodelijke precisie op de demonstranten gooide, om ze te vertragen. Alannah snapte de boodschap die tussen hen in hing, draaide haar paard om en galoppeerde weg. Ze had ook de stille woorden achter Sils zin gehoord, en dat is jouw schuld.

Alannah reed zo snel als ze kon weg, de tranen in haar ogen. Het was haar schuld dat ze nu moesten vluchten voor hun leven. Ze had alle mannen in groepjes onschadelijk kunnen maken, maar dat wilde ze niet. Sil was het enige voorbeeld dat ze had, en zij vermoorde mensen alsof ze het gras korter knipte.

Ze lette niet meer op Sil, die nog steeds met haar messen de demonstranten op afstand hield tot ze aarzelden en Sil de tijd had om weg te rijden. Snel galoppeerde ze de andere kant het dorp om dan Alannah had gedaan, om daar de aandacht van de demonstranten af te leiden. Als ze snel genoeg was, hadden de mensen aan de andere kant van het dorp nog niet vernomen dat iemand de mannen had vermoord in de zijstraat.

Aan de andere kant van het dorp leek inderdaad alles nog rustig. Sil sprong met wat materialen van haar galopperende paard af en sloop door de struiken naar het dorp. In de zak die ze bij zich had zaten haar vuurstenen en onderweg raapte ze stukjes droog hout op, veel stukjes droog hout.

Sil had gezien dat hier de herberg lag, waar zo te horen veel mannen binnen waren die van een drankje genoten voordat ze aan de demonstratie begonnen. Dicht naast de herberg lagen andere huizen, die allemaal kurkdroog waren omdat er de laatste tijd maar weinig regen was gevallen. Met een glimlach stelde Sil vast dat de zachte bries precies de juiste kant op stond.

Ze bouwde een klein vuur onderaan de herberg, maar stak het nog niet aan. Tussen de herberg en het dichtstbijzijnde huis lag een kleine steeg, waarschijnlijk om de paarden naar de stal te brengen, maar die steeg zou wel de voortgang van het vuur belemmeren. Dus klom Sil zo snel mogelijk in de smalle steeg omhoog met wat hout in haar hand. Dat legde ze op het houten dak van het huis en de herberg, zodat het vuur van deze brug gebruik kon maken.

Als laatste bevrijdde ze de paarden uit de stal aan de achterkant van de herberg. De beesten ontdeed ze van hun tuig en liet ze vrij in de natuur. Het best uitziende paard hiel ze bij zich, zodat ze makkelijk op zoek kon gaan naar Maandanser en Alannah en zij een extra paard hadden.

Daarna pakte ze haar vuurstenen en sloeg ze die tegen elkaar, waardoor ze een vonk creëerde die al snel oversloeg op de stapel hout naast de herberg. Sil bleef nog even staan kijken of het vuur goed bleef branden en oversloeg op de herberg, maar toen de eerste plan het van houten gebouw vlam vatte, sprong ze op het paard en reed ze naar de kant toe die Alannah uit was gegaan. Al snel zou er paniek uitbreken in het dorp en zou iedereen vergeten wat er met Alannah en Sil gebeurt was.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro