35. Plunjezak

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng




zaterdag 10 november, 12u30

Met haar handen op haar knieën stond Eva hijgend tegen een boom. Ze had de ziel uit haar lijf gerend en haar gebruikelijk hardlooprondje was vandaag met vele kilometers verlengd omdat ze de rust in haar hoofd maar niet kon vinden. Toen ze eindelijk op adem was gekomen, slenterde ze naar het bankje verderop. Als ze op de Sint-Pietersberg kwam lopen, was dit altijd haar vaste bankje waarop ze haar looptocht afsloot. Nog enkele minuten de stilte op zich laten inwerken, kon wonderen verrichten. Of het heilzame effect van de zopas geleverde inspanning verlengen.  Alsof de fysieke uitputting op dat moment ook haar brein kon bereiken en ook daar het nodige defragmentatiewerk kon verrichten.
'Ik dacht wel dat ik je hier kon vinden.'
Met een ruk keek Eva over haar schouder. Zo'n drie meter achter haar stond Wolfs.
Volledig gehuld in zijn motorkledij. Met zijn helm in zijn hand en een plunjezak op zijn rug.

Eva slikte bij het zien van dit beeld. Zo te zien had hij bagage bij voor een lange reis.
Maar er loopt toch een aanklacht tegen hem? Dan kan 'ie toch niet zomaar weg?
Langzaam kwam hij naar haar toe gelopen.
'Mag ik?' vroeg Wolfs terwijl hij naar het plekje naast haar op de bank wees.
Eva knikte en keek stoïcijns voor zich uit.
'Het is fijn.'  De zonet nog welgekomen stilte hing nu onheilspellend tussen hen in.   'Dat we elkaar zo goed kennen, bedoel ik. Zo weet ik namelijk dat je altijd hier komt hardlopen als je boos bent.'
Eva draaide haar hoofd opnieuw richting Wolfs en keek hem waarschuwend aan.
'En zo weet ik ook dat jij altijd wegloopt als je in de problemen komt. En ik kan je wel vertellen dat ik dat helemaal niet fijn vind.' zei ze kortaf terwijl ze richting de plunjezak tussen zijn knieën knikte.
'Ik zit niet in de problemen. Of althans niet op juridisch vlak. Die aanklacht is van de baan. De Rijksrecherche heeft voor één keertje toch eens deftig werk geleverd en die ober heeft mijn verhaal bevestigd. Verder hadden ze geen enkel bewijs tegen me, dus tja. Ze moesten me wel vrijlaten. We kunnen alleen maar hopen dat mijn schorsing ook zo snel naar de prullenmand wordt verwezen.'
'Goed voor je.' mompelde Eva terwijl ze zoveel mogelijk haar ijzige zelve probeerde te zijn.
'Je vraagt niet eens over welke ober ik het heb.'
Even keek Eva Wolfs in de ogen. Ze had het lef niet om te vertellen dat ze tijdens zijn verhoor had staan luistervinken. Maar nou even serieus: wat had hij nou verwacht?
'Ik neem het je niet kwalijk hoor. Dat je mijn verhoor hebt gevolgd. Ik heb echt geen geheimen voor je, Eef. Ik vertelde de waarheid.'
Wolfs' stem klonk zacht maar vastberaden.
'Je hebt echt geen geheimen voor me? Kan je dat nou echt zonder blikken of blozen beweren, Wolfs? Je hebt me de avond dat je van bij Celia kwam niets verteld! Helemaal niets! Ik vroeg het je, maar je zweeg. Je jammerde een beetje als een neergeschoten hertje en kroop als een zielig stukje ellende bij me in bed! Vervolgens deed je alsof je écht alleen maar naar mij verlangde, alsof je écht om me gaf!  Terwijl je in werkelijkheid gewoon een vies, geil mannetje bent dat op zijn honger was blijven zitten? Dat detail was je wel even vergeten te vertellen, toch?'
'Als je nou bedoelt dat ik meteen had moeten zeggen wat er die avond was gebeurd, dan heb je volkomen gelijk. Maar luister goed Eef, ik heb nooit –maar dan ook nooit- gelogen over het feit dat jij diegene was waar ik naar verlangde. Er is nooit iemand anders geweest waar ik naar verlangde. Nooit iemand anders geweest die ik wou. Ik ben met jou naar bed geweest omdat ik het wou. Omdat ik jou wou. Omdat jij alles bent wat ik ooit heb gewild en ooit nog zal willen. En ja, ik heb het compleet verkeerd aangepakt, maar wat ik die avond ook heb gedaan: het draaide altijd –elke seconde- om jou. Om jouw geluk. Om mijn liefde voor jou. Dat is geen seconde uit mijn gedachte geweest, Eef.'
'O nee? Dus je dacht de hele tijd aan mij? Ook toen je zo goed als naakt in Celia's slaapkamer stond? Ach, hou toch op met dat gezeik, man!'
Eva veerde recht en wou weglopen, maar bedacht zich. Hij was altijd diegene die wegliep.
Niet zij. En hij zou haar ook nooit zover krijgen zichzelf tot zijn verachtelijk niveau te verlagen. Voor Eva was de aanval altijd al de beste verdediging geweest dus besloot ze zich dreigend over hem heen te buigen in de hoop dat het hem de stuipen op het lijf zou jagen.
Maar in tegenstelling tot wat ze had verwacht, deinsde hij niet achteruit. In tegendeel zelf.  Hij boog zich naar haar toe, reikte met zijn hand naar haar door woede vertekende gezicht en beroerde zacht met zijn vingertoppen haar wangen.   Ze onderdrukte de neiging om haar ogen te sluiten en haar wang helemaal tegen het kuiltje van zijn handpalm te drukken.
'O, Eef toch, je moest eens weten... .'
'Wàt? Wat moest ik eens weten? Zeg het me dan, verdomme!'
Eva probeerde nog steeds gevaarlijk en beheerst te klinken, maar haar bevende stem maakte dat zo goed als onmogelijk.
Wolfs merkte haar onzekerheid. De scheuren in dat strakke masker van haar. Hij wist als geen ander hoe hoog ze haar emotionele muur kon optrekken, maar ook wist hij tegen welke sloophamer ze niet was bestand. Dus tergend langzaam en met zijn blik stevig in de hare geklikt, stond hij op. Hij zette zijn voeten tussen die van haar en kwam zo dicht bij haar staan dat de elektrische lading tussen hen bijna letterlijk een knetterend geluid maakte.
'Ik wou níet met Celia mee. Ik wou níet met haar naar bed.' bekende hij zacht. Nogmaals liet hij zijn vingertoppen over haar jukbeenderen glijden.
'Maar ik moest. Voor jou, Eef. Voor ons. Voor ons gezin.'
'Dat heb je al gezegd.' piepte Eva gesmoord. Zijn duim volgde haar kaaklijn tot bij haar lippen en gepijnigd door verlangen hapte ze naar adem.
'Inderdaad, dat wel, ja. Maar wat ik tijdens mijn verhoor niet heb verteld, is dat het mij niet lukte.'
'Wat... wat lukte je niet?' En nog steeds die vreselijk heerlijke duim rond haar lippen.
'Hét. Dát, daar beneden. Hij weigerde dienst.' Even gleed zijn blik naar zijn gulp. Eva's ogen volgden. Haar hersenen ontwaarde de boodschap.
'O.'
Eva slikte toen ze terug in zijn ogen keek. Wolfs glimlachte verontschuldigend en keek haar met een brok in zijn keel aan.
'Dus? Die gehele aanklacht van Celia is een wraakactie omdat je "de klus", laat ons maar zeggen, "niet geklaard kreeg"?'
'Ja.'
'O.'
Toch kwam er opeens een verwarrend besef bij Eva op. Het kwam vanuit haar tenen, en gleed als een ijzige rilling langs haar ruggengraad omhoog.
'Maar je was toch, nou ja, duidelijk opgewonden. Toen je thuis kwam. Van bij haar. Je was opgewonden.' stotterde ze. De zachtheid in haar ogen maakte opnieuw plaats voor die koele en onberekende blik en Wolfs keek beschaamd naar de grond.
'Ja. Dat kan ik... moeilijk ontkennen.' stotterde hij. 'Ik heb haar niet meteen afgewezen, Eef. Ik dacht dat -als ik mijn verstand kon uitschakelen-  ik het wel zou kunnen. De seks, bedoel ik dan. Ik wou dat ik met Celia naar bed kon. Niet voor mezelf, maar voor jou. Zodat Celia tenminste jou de kans op een kind niet zou afpakken. Dus ja, ik heb geprobeerd om op haar verleidingspogingen in te gaan. Eerst lukte het dus niet, maar toen...'
'... toen wat?'
Wolfs schraapte zijn keel. Zijn gedachten, de beelden, het verlangen flitsten opnieuw als een bliksem door zijn hoofd. Hij kreeg het opeens zo ijskoud dat hij zich kapot zweette. De schaamte maakte hem misselijk. De bekentenis brandde in zijn mond, klaar om eruit gespuwd te worden. Ergens was er een soort stemmetje in zijn hoofd dat zei dat het gewoon goed was om dit tegen Eva te zeggen. Zo vreemd is het toch niet dat hij opgewonden raakte van de fantasie om te vrijen met die ene persoon waar hij zo intens verliefd op was? Maar dat impliceerde wel dat hij écht voor eens en altijd moest toegeven dat hij écht verliefd op haar was. Afschuwelijk verliefd. Dat hij over haar fantaseerde. Verschroeiende fantasieën. "Houden van" is één ding, maar na al die jaren nog steeds als een op hol geslaagde puber met een overdosis testosteron wanhopig verlangend verliefd zijn, is nog iets geheel anders. De gedachte aan die bekentenis deden hem in elkaar duiken.  Hij zat gevangen in een tweestrijd. Hij verloor zijn evenwicht en liet zich verslagen opnieuw op de bank vallen.
'O, God, dit is gênant.' mompelde hij.
'Toen wát, Wolfs?!' schreeuwde Eva hard.
Wolfs liet zijn hoofd in zijn handen zakken en hakkelde verslagen: 'Ik lieg niet, Eva. Ik heb de hele tijd aan jou gedacht. En wel héél specifiek aan jou... op een bepaalde manier... begrijp je? Ik ben hartstikke verliefd op jou. En alleen op jou. Al jaren lang en met de tijd is het zo heftig geworden dat jij de enige bent die ondertussen nog -laat ons maar zeggen- "die uitwerking" op mijn lichaam heeft. Je bent de enige die me dat soort hunkering en verlangen kan laten voelen. Dus over jou fantaseren was de enige manier waarop ik... nou ja. Alleen door mezelf wijs te maken dat Celia, nou ja, dat het niet Celia was waarmee ik móest vrijen, maar dat het wel met jou was dat ik mócht vrijen kreeg ik het voor elkaar om... wat te presteren, zeg maar.'

'O.'
'Juist ja. O.'
'Dus je dacht aan mij en hoe het zou zijn met mij... .'
Eva liet zich stomverbaasd naast hem op het bankje neerzakken en fluisterde toen:
'En toen... ben je wel met haar naar bed geweest?' Haar stem klonk ijl, hol, bevreesd en beschaamd. Maar ook milder. Met meer verwarring, maar wel milder.
'Nee. Dat heb ik je al gezegd.  Ik ben een stomme klootzak. Of net niet. Ach, ik weet het niet meer.'
Eva keek hem aan. Haar ogen prikten tegen de zijkant van zijn gezicht en hij voelde hoe alleen al haar met stomheid geslagen blik de woorden zomaar uit zijn mond trok.
'Ik was te ver in mijn fantasie, Eef. Sorry. Ik... ik kreunde jouw naam.'
'O. Dat is... behoorlijk gênant, geloof ik.'
'Dat was het op zijn zacht gezegd wel, ja. En het ergste was dat Celia er nog niet eens zo zwaar aan tilde. Ze wíst dat ik aan jou dacht. Ze lachte, Eef, ze lachte met mijn verliefdheid. Ze lachte mij uit. Ze zei me alleen maar dat, éénmaal ik met haar zou hebben geslapen, ik jou als de bliksem zou vergeten. Dat ik jou niet meer zou willen. Ze sprak op zulke walgelijke manier over jou.  Zo neerbuigend.  Zo spottend. O God, Eef, het was zo beledigend, zo vernederend. Ze sprak over jou, maar toch kwam het snoeihard bij me binnen.  Alsof mijn gehele wereld, mijn gehele hart werd vermorzeld en doodgetrapt. En ik brak. Natuurlijk brak ik! Ik ben stapelgek op je! Ik hou van jou, met alles wat ik bezit, met elke vezel van mijn lijf en ik kan het gewoon niet verdragen als iemand op die manier over je spreekt.  Dat kan ik gewoon niet laten gebeuren. Van jou, Eva van Dongen, moet iedereen afblijven. Celia mag me voor eender wat uitmaken, ze mag me desnoods eigenhandig molesteren. Maar aan jou komt ze niet aan. Ik was woedend. Op haar. Maar vooral op mezelf. Op wat ik bíjna met haar had gedaan. Dus ik heb haar van me afgeduwd en ben als de bliksem ervan door gegaan. Het spijt me, Eva. Daardoor moest Amber bij ons weg.  Ik heb het verknoeid.  Ik heb onze kans op een pleegkind verkloot.  Het spijt me zo.'
Eva hapte naar adem. De woorden van Wolfs kwamen tegelijk hard en zacht binnen. Als een cactus vol verraderlijke stekels en tegelijk als een warm en donzig deken. Het was alsof ze bij romantisch kaarslicht in een bad vol heerlijk schuimend water lag, terwijl ze door een piranha aan flarden werd gescheurd. Alsof ze zonet onder schot was gehouden, het onvermijdelijk schot zelfs horen afgaan en nu tot het besef kwam dat de munitie enkel maar bestond uit honderdduizend zacht neerdwarrelende sneeuwvlokjes.
In stilte zaten ze naast elkaar.
Eva en Wolfs.
Wolfs en Eva.
Wolfs had gezegd wat hij haar wou zeggen. De waarheid. En Eva's waarheid kon nu niet langer op zich laten wachten.  Dat besefte ze wel.
'Eigenlijk weet je dit allemaal best.  Maar goed, ik moet het nu blijkbaar toch een keertje hardop tegen je zeggen dus daar gaat 'ie dan.  Ik ben verliefd op je, Wolfs. Ook al erg lang. En ook erg heftig. En ik hou van jou. Dus of je nu wel of niet met Celia naar bed bent geweest, maakt uiteindelijk zelfs helemaal geen verschil. Ik had het je toch vergeven. En net dat maakt me nou zo doodsbang. Ik ben zo ontzettend verliefd op je dat ik je altijd zal blijven vergeven. Wat je ook doet. Je kan op mijn ziel trappen zoveel je wil. Je kan mijn hart elke seconde van de dag verbrijzelen, zo vaak en zo veel je maar wil. Je kan me zelfs vermoorden en vervolgens de rest van je leven op mijn graf dansen en zelfs dán nog zou ik van je blijven houden. Dat besef is zo vreselijk beangstigend, Wolfs. Ik voel me voor niemand in de gehele wereld kwetsbaar.  Maar verdomme wel voor jou. Jij maakt me zo zwak en zo bang. Als het op jou aankomt, voel ik mij zo broos. Dus ik geloof dat ik wel blij ben dat Celia en jij... nou ja, niet met elkaar naar bed zijn geweest. Welke nare gevolgen hier nu ook uit voortvloeien. Begrijp je dat?'
Wolfs draaide zijn hoofd en keek Eva strak aan. Hij kon nog steeds niet goed plaatsen wat hij net had gehoord, maar wist wel dat het voelde alsof hij werd bevrijd van de doodstraf. Dus terwijl hij vocht tegen de opkomende tranen, knikte hij zacht.
'Goed zo.' Eva's mondhoeken neigde naar een voorzichtige glimlach, maar toen keek ze opnieuw naar de plunjezak die hij bij zich had en verstarde.
'Maar je had me verdomme wél beloofd dat je bij me ging blijven, Wolfs. Weet je nog? Dat je wel aan me vast wou zitten, wat er ook gebeurde? Maar als je nou weer vlucht en me weer in de steek laat, trek ik het gewoon niet meer. Echt níet. Dan trek je mijn ziel uit mijn lijf. Je kan me dan net zo goed van kant maken. Als je mij alleen laat, doe je alles met me waar ik zo bang voor ben. Dus als je me wil vernederen, het is niet meer nodig. Ik doe het bij deze zelf wel.  Want ik moet je echt smeken Wolfs -alsjeblieft- blijf bij me.'
Compleet van de kaart volgde Wolfs Eva's blik tot bij de volgestouwde zak vlak naast zijn voeten.
Het duurde waarschijnlijk wel vijf gehele seconden maar uiteindelijk keek hij grijnzend op.  Glimlachend boog hij zich naar haar toe en, voor Eva het besefte, plantte hij zijn lippen speels op haar mond.  Toen ze verward terugtrok, straalde Wolfs als nooit tevoren en zei hij: 'Ik weet niet wat jij had verwacht dat ik hier met die plunjezak kwam doen, Eva van Dongen.  Maar ik dacht eerlijk gezegd aan een romantische picknick en een potje zoenen in het gras met de vrouw van mijn dromen.' De pretlichtjes fonkelden in zijn ogen.  Hij boog zich weer even voorover en schuurde met zijn lippen langs die van haar.  Haar adem stokte in haar keel.  Toen fluisterde hij verleidelijk:
'Ter verduidelijking: dat ben jij.'
Lachend begon hij een picknickdeken uit de zak te trekken, terwijl Eva -nog steeds verbouwereerd -toekeek.

A/N: 'Stop al je zorgen in je plunjezak en fluit, fluit, fluit...'

Met dank aan mijn zoontje voor de inspiratie toen 'ie stampvoetend en vol vrolijke overgave dit liedje zong.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro