Weerwolven van Wakkerdam

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

A/N: Dit is een verhaal dat ik samen met mijnverhaaltjes heb geschreven voor de boekenclub van floralifex. Tot het golfje heeft Suce geschreven, en daarna is het mijn werk. Ik wens jullie veel plezier met het lezen!

De wind schoot door de huizen langs de bomen, hij droeg de geheimen van het dorpje gehuld in het bos mee naar verschillende oren, maar niemand probeerde te luisteren.

Het meisje in haar blauwe jurk liep over de onverharde paden van het dorp, nadat ze een jute zak gevuld met kruiden had gekocht voor haar moeder. Haar wallen waren zo diep dat ze bijna haar jukbeenderen raakten en haar pas waren langzaam genoeg voor haar om bedaard rond te kunnen kijken.

De zonsondergang verfde de hemel oranje en zorgde voor een gloed langs de bomen. De overblijfselen van de brandstapel brandden nog na in het midden van het dorp, de geur van as en verbrand vlees prikkelde haar neus, maar niemand klaagde erover. Dus deed het meisje dat ook niet. Haar rok danste samen met de wind gevuld met as en zorgde voor kippenvel over haar blote benen die af en toe langs elkaar schuurden wanneer ze een stap zette.

Ze passeerde de vrouw die bekend stond om haar prachtige tuin, de rimpelige vrouw hing met haar gieter boven haar viooltjes en keek het meisje met ontblote tanden aan. Een afstandelijke lach die het jonge meisje waarschuwde om niet te dichtbij te komen. Ze had deze blikken vaker gekregen van verschillende dorpelingen en elk had ze beantwoord met een onschuldige glimlach van haarzelf. De bloemenliefhebber vertrouwde het meisje niet en dat gevoel was wederzijds.

Met een knik erkende het meisje de oudere vrouw, tegelijkertijd versnelde ze haar pas. Ze klampte de kruiden die ineens talloze keren zwaarder leek, stevig in haar handen tot de zak zijn afdruk in haar zachte palmen zou achterlaten. Haar schoenen schraapten over het pad en trok kleine steentjes met haar mee, zoals de schichtige blikken die haar achtervolgden. De vrouw concentreerde zich weer op haar bloemen, wanneer het meisje een eindje van haar vandaan was.

In het dorp werd niet gesproken over de vermiste mensen of de gebruikte brandstapel. Elke dag stonden de dorpelingen op met een schoon geweten. Alsof de verdwenen dorpelingen nooit van de aardbodem weg waren, maar ze op een mooie reis waren gegaan. Ook het bloed op de vloeren en de diepe krassen op de paden werden genegeerd en weggewerkt zonder opmerkingen, alsof het maar een klein vlekje op een glazen ruit was. Het meisje zelf was geen uitzondering, haar blik bevatte misschien een achterdochtigheid naar sommige dorpelingen, maar nooit had ze een woord gesproken over de gebeurtenissen.

De enige die zijn mond voorbij praatte, was de oude man die al langer in het dorp verbleef dan de rest van de dorpelingen. Hij schreeuwde altijd zwaaiend met zijn wandelstok over heksen, jagers en andere dingen. Noch zijn reputatie, noch zijn bochel werden er beter door. Hierdoor hebben de dorpelingen hem bestempeld als de dorpsgek. Wanneer hij zijn blik op het meisje liet vallen, zou hij haar altijd aankijken met hoge verwachtingen glinsterend in zijn ogen. Af en toe zou de dorpsgek hun eenzijdige afwisseling afmaken met een enthousiast knikje, of een duim omhoog. Het meisje had een hekel om oogcontact te hebben met de oude man en vermeed dat het liefst.

Zodra het meisje aankwam bij de afgebladderde deur, klopte ze kort op het hout. Haar voet tikte ritmisch op de grond terwijl haar ogen schichtig om haar heen schoten, ze kon nog net merken hoe haar buurman snel achter het gordijn schoot het moment dat haar blik zijn kant op kwam. Het meisje zelf deed net alsof ze hem niet zag en frunnikte aan het jute zakje, waardoor een van de draden vrij kwam uit het geweven net.

De deur ging krakend open en haar moeder kwam tevoorschijn in de deuropening met haar schort rond haar middel gebonden. Ze hield een houten spatel vast in haar rechterhand en gebaarde vlug haar dochter het huis in met haar linkerhand.

'Kom snel binnen, de zon gaat al bijna onder.' Ze pakte het jute zakje uit de handen van het meisje en vluchtte de keuken weer in. Het meisje stapte over de verhoging van de deuropening, haar hand rustend op de deurknop achter haar. Met een laatste subtiele blik over haar schouder, zag ze hoe mensen haar nauwlettend in de gaten hielden, net zoals zij hen in het oog hield. Ze trok de deur achter haar dicht en zuchtte dan, want al snel zou de sterrenhemel over Wakkerdam heen werden gelegd als een deken.

~

'Ga jij maar snel naar bed' klonk de stem van haar moeder die de keuken weer uit was gekomen. Het meisje knikte en rende de trap op, naar boven. Haar moeder wenste haar nog een goede nacht.

Het meisje glimlachte terwijl ze naar boven klom. Haar blauwe jurkje ritselde over de eikenhouten treden. Haar zwarte schoentjes klonken hard op de trap, maar het meisje begon steeds zachter te lopen.

Ondertussen bonkte haar hart in haar keel. Niemand wist wat ze zou gaan doen, niemand. Ondanks dat ze het al een paar nachten deed, voelde het nu anders, spannender. Een angstig voorgevoel knaagde aan haar binnenste.

Na wat een eeuwigheid leek te duren kwam ze aan in haar kamer. Het meisje duwde de deur dicht en draaide hem op het slot. Snel kleedde ze zich om, nauwkeurig op de steeds donker wordende hemel lettend.

Haar blauwe jurkje had ze verwisseld voor een broek en tuniek zo zwart als de nacht.

Ze sloop naar het raam en bleef stokstijf staan toen ze haar naam dacht te horen die door de wind meegevoerd werd.

'Lorea, wees voorzichtig vannacht' zei de wind tegen het meisje, Lorea. Lorea draaide zich om, maar zag niets. De stem deed haar aan haar vader denken.

Haar vader was een jager geweest, maar toen wist niemand dat nog. Ze dachten dat hij zo'n vreselijk monster was dat... Lorea moest er niet aan denken. Lorea moest niet aan haar vaders executie denken, nee.

Als een soort ontsnapping aan haar gedachten greep Lorea de vensterbank stevig vast en klom er soepel op. Haar ogen tuurde door de donkere nacht, maar zagen niets bijzonders.

Het meisje klom op het dak, waarna ze helemaal wegviel in de schaduwen van wolken die de maan bedekten en de nacht nog donkerder maakten.

Als een spin kroop ze over de daken onderweg naar het dorpsplein. Niemand mocht Lorea zien, niemand, of die monsters zouden haar als avondmaal gebruiken.

Eindelijk kwam ze aan bij het plein. daar zag ze, tot haar verbazing, maar één persoon staan. Hij - of zij - had een kap op. Waardoor Lorea het gezicht niet kon zien.

Maar ze was ervan overtuigd dat ze zijn gezicht later vannacht wel zou kunnen zien. Waar ze zich meer mee bezig hield, was het feit dat hij in zijn eentje was. Nog even, en het dorp was verlost. Lorea's hart maakte een sprongetje bij die gedachte.

Lorea lag al bijna de hele nacht naar de ijsberende gestalte beneden te kijken. Ze schrok wakker, blijkbaar was ze heel even in slaap gevallen. Maar het meisje was meteen weer klaarwakker toen ze zag dat de gestalte beneden zijn kap af had gedaan.

Ze keek recht in de ogen van een rimpelige vrouw, en herkende haar meteen. Lorea had nooit gedacht dat die vrouw de laatste kon zijn.

Ze zat zo in haar gedachten, dat Lorea het niet meteen zag toen de vrouw in beweging kwam. Ze liep de dorpsstraat door, duidelijk met een doel.

Lorea schrok toen de weerwolf haar straat in ging. Er woonden niet veel mensen meer en dus vreesde ze het ergste.

En inderdaad, de vrouw sloeg het pad op waarvan ze vreesde. Ze wilde het niet weten, ze wilde het niet zien.

Dus besloot Lorea dat het tijd was om braaf in haar bed te gaan liggen, voordat de zon Wakkerdam zou verlichten en een nieuwe dode zou brengen.

Zo snel en sierlijk als een kat bereikte het meisje haar slaapkamerraam. Ze schoot in een witte nachtjapon en dook in haar bed. Ze hoopte zo dat het stil bleef, zoals zo vaak was gebeurd.

Maar nee, beneden klonk een ijselijke gil en Lorea was meteen weer wakker. Toen ze angstig opstond voelde ze de zon in haar rug prikken.

Ze rende zo snel naar beneden dat ze bijna struikelde over de treden. En daar trof ze het aan. Ze wilde het niet zien, ze wilde het niet weten.

Maar het was een feit. Haar moeder lag dood aan Lorea's voeten.

Het meisje had geen oog meer voor de wonden die haar moeder droeg. Ze liet zich vallen op haar knieën. Die scheurden open op de houten vloer, maar dat kon Lorea niet meer schelen.

Ze was nog zo jong, en dan al alles verloren. Ze kon niets meer horen, behalve haar eigen gesnik. Langzaam kwam dorpeling na dorpeling het huis binnen, maar Lorea zag ze niet. Wilde ze niet zien.

Het enige wat ze wilde was de tijd terugdraaien, ze wilde dat ze afscheid had kunnen nemen van haar moeder. Haar vertellen dat ze van haar hield.

Maar nu was het te laat. Er was nog één ding dat Lorea voor haar moeder kon doen. Één gunst die ze haar nog kon bewijzen.

'Ik weet wie de laatste weerwolf is' zei Lorea tegen de dorpsbewoners. En gelukkig leken die haar te vertrouwen.

Bijna hadden ze gewonnen. Maar voor Lorea voelde het alsof ze alles had verloren, ze had alles verloren. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro