Hoofdstuk 1

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik had geen idee dat een persoon zo snel van persoonlijkheid kon veranderen. Sinds de dood van mijn tweelingbroer James, drie weken geleden, ben ik niet meer dezelfde. Ik heb mezelf afgezonderd van de rest van de wereld. Ik heb handjes geschud op de begrafenis van Jay, geglimlacht, mezelf sterk gehouden, maar nu is het over.
De moordenaar van Jay-Jay is nog niet gevonden, en tot dan zal ik niet rusten.
James was niet zomaar het slachtoffer van een of andere creep die iemand wilde vermoorden, hij was het doelwit. Daar ben ik zeker van.

Als ik later die avond in mijn bed lig herhaal ik de avond keer op keer in mijn gedachten. Er is iets dat ik over het hoofd zie. Dat moet wel. Iets dat mij moet verbinden aan de dader.

Ik werd wakker van gestommel in de kamer van James, en even later zag ik hem voorbij mijn kamer gaan, hij ging de trap af, naar buiten. Ik volgde hem, want ten eerste, het is gevaarlijk buiten - of dat wordt ons toch verteld, en ten tweede, het is niet van zijn gewoonte om 's nachts naar buiten te gaan. Vooral omdat dat tegen Regel Vijf van De Tien Regels is.
Ik volgde mijn broer tot ik hem op een bepaald moment kwijt was. Ik dwaalde nog wat rond door de straten en net toen ik terug naar huis wilde gaan hoorde ik een schot. Helemaal niet ver van mij vandaan. En een schreeuw, die ik uit duizenden zou herkennen en overduidelijk van mijn tweelingbroer was. Ik rende naar de plaats waar het geluid vandaan kwam en vond James op de grond, kermend van de pijn, hij had een schotwond. Ik dacht dat James de enige was die buitenkwam na tien uur 's avonds maar blijkbaar was er nog iemand.

Had James een afspraak met deze persoon? 

Ik weet niet of ik toch geen ambulance had moeten bellen. Maar als ik dat zou hebben gedaan, werd hij zwaar gestraft, en ik ook. Het breken van een regel staat gelijk, aan een marteling.

Het is nu het jaar 3034 na Christus en ongeveer 1027 jaar geleden is, door de opwarming van de aarde, de ozonlaag - die een belangrijk deel van levensgevaarlijke ultraviolette straling van de zon opneemt en tegenhoud - te dun geworden. Zo konden alle gevaarlijke stralen in de lucht, erdoor en ze werden giftig voor de mens. Eén tiende van de hele wereldbevolking heeft het virus overleefd door onder de grond te gaan wonen. Er zijn honderden ondergrondse steden, waaronder Het Centrum, die bereikbaar zijn met de metro. Alle steden zijn op de hoogte van de nieuwste technologieën en we krijgen zuurstof binnen door grote witte buizen, die op zo'n manier zijn ingesteld dat ze alleen zuurstof binnenlaten en geen gevaarlijke stralingen. Maar meer weet ik er ook niet echt over. James was hier heel erg geïnteresseerd in, ik niet echt. Maar er is nog steeds één ding dat ik niet begrijp, we leven met de nieuwste technologieën, alles modern en wit, niemand komt iets te kort, en toch, wil iemand mijn broer vermoorden, en tóch , kunnen ze de dader niet vinden.

Opeens word ik uit mijn gedachten opgeschrikt. Als ik in mijn ooghoek aan mijn raam iets zie bewegen slaat de angst toe. Wat als hij het is? De moordenaar? Die mij nu ook komt halen? Misschien heeft hij mij zien zitten bij James en denkt dat ik hem zal verklikken? Ik kijk naar mijn raam of ik een glimp van iemand kan opvangen, maar ik kan niets zien door het donker. Langzaam, en zo subtiel mogelijk, kruip ik uit mijn bed doe mijn kleerkast open. Daarin zit mijn oud lievelingsboek van toen ik klein was; De Geheime Tuin. Nadat mijn broer is vermoord voelde ik me niet meer veilig en ik heb de binnenkant van het boek uitgesneden, zoals een doos. Als ik het keukenmes er uit pak dat ik er in heb gelegd wordt er keihard op het raam gebonkt. Mijn hart zit in mijn keel en ik besluit te doen alsof ik niet thuis ben, maar alsof de persoon mijn gedachten kan lezen zegt hij:

'Grace! Ik weet dat je binnen bent! Doe het raam open!'

Het is duidelijk een jongen, zijn stem klinkt te laag voor een vrouw, maar komt me niet bekend voor. Als hij een gewone jongeman was dan zou hij toch gewoon aanbellen? Dus hij is de moordenaar. Honderd procent zeker.

'Grace, als je nu niet opendoet dan sla ik het raam in.'

Hij komt mij vermoorden, hij komt mij vermoorden, hij komt mij vermoorden, schiet door mijn hoofd heen. Het mes hangt slapjes in mijn hand. Ik zou het nooit durven gebruiken, maar om mijn tegenstander te imponeren moet het genoeg zijn.

De jongen bonkt nog eens en ik ga achter mijn kast staan met het mes stevig in mijn klamme handen tegen mijn borstkas gedrukt. Ik begin zwaarder te ademen, want als dit iemand is die zich aan zijn beloftes houd, dan zal hij nu ongeveer het raam inbeuken.

'Grace, pas op. Ik heb je gewaarschuwd.'

Eerst hoorde ik alleen maar het vreselijke bonken van mijn hart maar opeens is het geluid van brekende ramen oorverdovend. Waarom moesten mijn ouders per se vandaag naar een meeting gaan in een andere stad en in een hotel blijven slapen? De zware voetstappen van de jongen komen dichterbij en ik denk, het is nu of nooit Grace. Wreek James.

En ik spring - met het mes voor me uitgestoken - van achter de kast. De jongen schrikt en hij deinst naar achter. Hij had duidelijk niet zien aankomen dat ik een vlijmscherp mes zou vasthebben. Als dit nu een film zou zijn dan zou het mes glanzen in het licht van de volle maan, maar dit is geen film, dit is de harde realiteit. Ik kan hem niet zo goed zien in het donker maar ik zie warrige haren en brede schouders. En als ik het goed zie, ook een straaltje bloed in zijn nek.
Dan moest hij maar niet door een raam heen breken.
Hij zet een stap naar voor en ik steek het mes verder voor me uit terwijl ik een stap naar achter zet

'Rustig Grace, leg dat mes weg',zegt hij rustig: 'Ik moet alleen iets weten... Was je erbij?'

Een doodse stilte heerst en hij herhaalt: 'Was je er erbij?'
'Waarbij?' Alsof ik niet weet waarover hij het heeft. Mijn stem klinkt zelfzekerder dan ik me voel.

'Bij de dood van James.'

Ik bevries. James, mijn lieve James.
Zijn woorden klinken opeens terug in mijn oren: als iemand iets vraagt, dan weet je niet wat er gebeurd is en je was er niet bij.

Maar toch kan ik geen 'nee' over mijn lippen krijgen. Iets in mij zegt dat ik deze jongen kan vertrouwen, en ook al kan ik maar beter niet op mijn instinct afgaan, ik móét het kwijt aan iemand, ook al is het een wildvreemde jongen die net het raam van mijn kamer op de tweede verdieping heeft ingeslagen. En ik knik.
Zijn ogen worden groter en hij mompelt binnensmonds shit.

'Zeg tegen niemand dat je erbij was. Daar staat de doodstraf op. En zeg tegen niemand, maar dan ook niemand dat ik hier, bij jou, in jouw kamer ben geweest. James zou niet willen dat je hierbij betrokken was. Vergeet gewoon wat er die avond is gebeurd.'

Mijn hoofd zit vol met vragen, maar voordat ik ze kan stellen springt hij uit het raam, en hij verdwijnt de donkere nacht in.

a/n

Ik moet bekennen, ik haat authors notes, maar even een vraagje: wat vinden jullie van de nieuwe cover? (Thank you percysburrito !)

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro