Hoofdstuk 13

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

'Grace!'

Iemand roept mijn naam maar ik kan niet zien wie.

'Grace!'

Dan klinkt er een knal.

Gegil.

Pijn.

Bloed.

Alleen maar bloed.

Stilte.

Badend in het zweet word ik wakker. Weer zo'n vreemde droom. Misschien heeft deze ook achterliggende boodschap.
Ik pijnig mijn hersenen om te weten wie er in de droom meedeed. Mijn ouders? James? De moordenaar? Maar hoe harder ik het me ook probeer te herinneren, het enige wat ik mij kán herinneren is de pijn, het geroep, het bloed en het gegil.
Ik kijk op de wekker en zie dat het bijna zes uur is. Ik mag bijna uit mijn huis. Plots welt er woede in mij op. Wij zitten opgesloten! We zitten gevangen in ons eigen huis, en ontsnappen wordt je dood. Dat is toch niet normaal? Waarom vinden mensen dit normáál? Waarom vond ík dit normaal? Deze Regels van de President... Er klopt iets niet aan. Waarom mogen we niet buitenkomen? Wordt er iets speciaals gedaan dat gewone burgers niet mogen weten? En dan realiseer ik me dat ik nog tien minuten heb om het uit te zoeken.

Als ik eenmaal aangekleed ben ga ik naar beneden zonder al te veel geluid te maken, maar er is al iemand wakker. Ik vloek inwendig, maar het is misschien wel beter dat er iemand was, want wat als ik werd betrapt terwijl ik buiten was? Mijn moeder kan het niet aan nog een kind te verliezen.
In de keuken staat mijn vader.

'Goedemorgen!' Zeg ik opgewekt. Het klinkt gemaakt, en dat is het ook, maar het zou niet zo mogen klinken. Nee, het zou niet zo mogen zíjn.

Gisterenavond in mijn bed heb ik een heel stappenplan bedacht om informatie te ontfutselen uit mijn vader. En stap één gaat nu van start: Vertrouwen Winnen.

Deze wordt een hele moeilijke, maar ik had het ooit, dus ik kan het terugkrijgen. Ik ben zijn dochter.

'Zijn er al vooruitgangen bij Dawsons Company?'

Bingo! Met deze vraag heb ik zijn interesse gewekt. Hij kijkt me verrast aan.

'Ja, de nieuwe verluchtingsbuizen die zonlicht doorlaten worden overmorgen geplaatst. Eentje in de buitenste kringen van het Centrum, en twee hier een paar uur vandaan.' 

'Het zijn de armere steden.' Stel ik vast. Het was niet de bedoeling dit luidop te zeggen maar het was er al uit voordat ik het wist. Mijn vader glundert.

'Goed opgemerkt, Grace. Als de buizen werken, dan worden zij één van de modernste steden, maar als ze niet werken en giftige stoffen doorlaten dan hebben ze pech.'

Toen hij mij een compliment gaf zwol mijn hart van trots, al was het niet moeilijk, maar nu voel ik me zo klein als een mier.

'Maar ze gaan wel werken, toch? Ik bedoel, ze zijn toch goed getest? Want anders zou het niet alleen pech zijn voor hun, want die giftige stoffen hoe dan ook naar ons.'

Mijn vader knikt en zegt: 'De kans dat deze test mislukt is minimaal. Kleiner dan een procent, we hebben er alle vertrouwen in.'

Voldaan stap ik even later in de metro naar school. Ik heb toch het gevoel dat ik dichter sta bij mijn vader. Al was het maar één intiem gesprek.
Als ik op school aankom zijn alle ogen op mij gericht. Dat is niets nieuws, maar James' dood is al een maand voorbij. De roddels zouden ook over moeten zijn. Waarom kijken ze dan zo naar mij? Één blik op mijn ex-vriendin Kayla geeft me het antwoord al: het krantenartikel. Waarschijnlijk heeft heel de school het gelezen. Ik probeer me er niet te veel van aan te trekken en loods mezelf de dag door. Bij aardrijkskunde en geschiedenis let ik extra goed op voor meer informatie over de Bovenwereld, maar de enige info die we krijgen is de standaard info.

Doordat de atmosfeer te dun is geworden door de Opwarming Van De Aarde zijn er gifstoffen vrijgekomen. De wereld was niet meer bewoonbaar. Gelukkig had de toenmalige President al voorzorgsmaatregelen genomen: een stad onder de grond. Hij was nog niet af, maar er was plaats voor genoeg mensen om te wonen. Voor genoeg overlevenden. Één tiende van de wereldbevolking heeft het maar overleefd.

Dat is alle info die we krijgen, met een beetje details.
Maar de informatie klopt niet. Misschien wel, misschien zijn er ooit giftige stoffen geweest, maar dan zijn ze ondertussen weg. Of misschien zijn ze er helemaal nooit geweest. Maar wat is dan de reden dat we onder de grond leven? En wat met de overige negentig procent van de wereldbevolking?
Deze antwoorden ga ik niet bij mijn vader vinden, stel ik vast. Hij mag dan wel slim zijn en hij mag dan wel weten dat de Bovenwereld bewoonbaar is, maar hij weet er niet veel meer over. Het interesseert hem niet.

Hij irriteerde zich altijd aan James zijn hobby.

Voor antwoorden moet ik bij de President zijn. Zij is de enige waarvan ik zeker ben die deze informatie zéker heeft. Maar dan begrijp ik nog altijd niet waarom mijn vader James heeft laten vermoorden? James wist het. Dat is zeker, maar dat is toch geen bedreiging? Althans, toch niet voor hem. Maar hij had wel een relatie met de persoon waarvoor het wél een bedreiging vormde. Hoe zouden mensen reageren moesten ze weten dat ze al die tijd waren voorgelogen? Dat daarboven leven wél mogelijk was.

Er zou een opstand komen. Toch?
Dus als mijn vader echt om de President geeft, dan doet hij alles om haar te beschermen. Maar toch niet je eigen kind vermoorden? Er moet meer achter zitten. Ik moet er achter komen wat precies doet bij de President.

En dat is stap twee van mijn stappenplan.

Als ik thuis ben is er niemand thuis. Ik maak gebruik van deze privacy om te bedenken hoe ik deel twee van mijn plan het beste kan aanpakken. Ik ga hem gewoon vragen wat hij precies doet bij de President. Waarom hij haar toestemming nodig heeft en voor wat. En waarom dat pas is begonnen sinds een paar maanden, en niet altijd al.

Ik krijg hoofdpijn van alles. Ik moet het ergens kunnen opschrijven, maar niet op de computer, want als het waar is wat Ash zei -dat het Technische Team van de President mij misschien in de gaten houd- dan komen ze er achter dat ik het weet. Dat ik iets vermoed van de Bovenwereld. En dat kan ik mij niet veroorloven.

Aangezien ik niet weet hoe laat mijn ouders gaan thuiskomen en een zin heb om de hele tijd hier alleen te zitten vertrek ik na mijn huiswerk naar de bende. Ik weet niet of ze er zijn, maar de vorige keer heb ik een sleutel van Finn gekregen.

Hij knipoogde en zei: 'Je bent hier altijd welkom. En als je geen slaapplaats hebt , we hebben hier slaapkamers, en daar ben je ook altijd welkom.'

Zijn woorden waren een beetje dubbelzinnig, maar het is goed om te weten dat ik hier terecht kan wanneer ik ook wil.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro