Hoofdstuk 4

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

'Happy birthday to you, in de wei staat een koe, en die koe zegt I love you, happy birthday to you!'

Luid gezang klinkt door het huis.

Mijn vader en moeder staan in de gang tussen mijn kamer en James' kamer. Hoewel ik normaal gezien niet uit bed kan in de ochtend, ben ik nu klaarwakker. Het is onze verjaardag! Onze zestiende verjaardag om precies te zijn. Ik spring uit mijn bed, en loop richting mijn ouders, die me beiden een zoen geven, en even later komt James ook tevoorschijn. 'Een gelukkige, Gracie.' mompelt hij met een slaperige stem. Met zijn vieren stappen we naar mijn ouders' kamer. Dat is traditie. Elke verjaardag gaan we bij onze ouders op bed zitten met vier. Anders moeten mijn ouders zich splitsen tussen mijn kamer en die van mijn broer. Noem het luiheid, maar ik zie het als het feit dat mijn ouders ons allebei samen willen zien.
'Fijne verjaardag, mijn popjes. Zestien jaar is al een hele leeftijd.' Zegt mijn moeder eenmaal op haar bed. Haar lange bruine haren zitten in een losse vlecht die over haar schouder hangt. Ik glimlach tevreden. Hier zou voor mij part nooit een einde aan mogen komen.
Als de bel gaat loopt mijn vader snel naar beneden en even later komt hij met een grote taart met een foto van ons twee terug. De foto is van op onze vijftiende verjaardag. Gillend van plezier spring ik in James' armen.

Met een mondvol taart eten we en we blijven de hele ochtend op bed. Gelukzalig lig ik naast James.

Opeens wordt ik uit mijn moment gehaald door geklingel van brekende ramen en gebonk van omvallende spullen. Ik ga op mijn knieën op bed zitten en kijk naar mijn ouders. Ze hebben niets door.
Angst komt in me op, samen met een slecht voorgevoel.

Woest komt er een man binnen met een revolver in zijn hand. Zijn handen staan vol met littekens en wonden. Afschrikwekkend.
Om de een of andere reden kan ik zijn gezicht niet zien, hoe hard ik ook probeer. Hij richt het pistool op mij en... hij schiet. Maar voordat dat allemaal kan gebeuren, springt James op. Voor mij.
De kogel doorboort zijn borstkas.
Hij valt neer, met zijn hoofd op mijn schoot.
Mijn ouders lachen en praten met zijn twee verder. Ze kijken niet om naar hun stervende zoon.

Ik wil schreeuwen.

Gillen.

Mijn stem hapert.

Woorden blijven in mijn keel haperen.

Het geluid rondom mij verstomd.

En pas toen, pas na een paar seconden, klinkt mijn schreeuw.

Hijgend, en nat van het zweet wordt ik wakker. James. James. Is hij dood? Nee.
Já.
Mijn gedachten gaan als een wirwar van bladeren door mijn hoofd en ik kan er geen vat op krijgen.
James.
Is dood.
Gestorven.
Maar niet in de kamer van mijn ouders, op straat. Vermoord.
Hij probeerde mij te beschermen - in de droom. Of in ook het echt?

Angst giert door mijn keel.
James is vermoord op straat. Rond middernacht. Niet hier.
De droom was een flashback. Het begin toch. Het einde was een nachtmerrie.
Of een waarschuwing.
Een tip.

Ik moet in slaap zijn gevallen, want ik kan me niet herinneren hoe ik in mijn kamer ben beland gisterenavond. Aan de hoeveelheid licht buiten te zien zal het wel een stuk in de nacht zijn.
Wanneer ik het licht aanknip slaat mijn hart een tel over. Ik ben niet in mijn kamer. Ik ben in James' kamer.

Oké Grace, rustig nu.
Mijn ademhaling vertraagt en ik begin rustig te worden.
Wat is er juist gebeurd?
Het was James' en mijn zestiende verjaardag, vorig jaar. Exact wat er was gebeurd. We gingen naar mijn ouders hun kamer en hebben de hele dag op bed taart liggen eten - taart met een foto van ons twee op van onze vijftiende verjaardag.
Maar dan was er opeens een hels kabaal en klonken glasscherven. Van een brekend raam. Net zoals is gebeurd in mijn kamer. Gisteren.
Is dit een deel van een trauma? Ik kan me vaag zoiets herinneren van wat ik op school heb geleerd. Ja. Dat moet het zijn. Ik heb een trauma. Dat kan niet anders. Mijn tweelingbroer is gestorven op mijn schoot.

In de droom kwam er een man binnen. Maar ik kon hem niet goed waarnemen. Hij richtte met zijn geweer op - ... op mij. En James sprong voor mij!
Hij beschermde mij!
Is hij dan in het echt ook gestorven voor mij? Is...is dit alles mijn schuld?

Wanhoop dreigt de overhand te nemen. Ik dwing mezelf te kalmeren en meer details van de moordenaar te herinneren. Het enige wat ik mij kan herinneren is dat zijn handen vol littekens stonden. Littekens en wonden.
Was de man groot? Ik weet het niet. Als hij brede schouders had en wat langer golvend haar, dan was de jongen in mijn kamer de hoofdverdachte. Maar hoe komt het dat ik littekens herinner? Heb ik de man gezien? De moordenaar? En hebben mijn hersens het gewoon verstopt? Ben ik het bewust vergeten?

Hoewel ik me niets van de man in mijn droom kan herinneren, ril ik toch bij het idee dat de -mogelijke- moordenaar in mijn kamer is geweest. Maar het geeft me toch voldoening dat ik hem heb bedreigt met een mes. Of toch ongeveer.
Opeens schiet me iets te binnen, mijn ouders...
Ze deden niets. Ze hadden dan ook niets door, maar heeft dat iets te betekenen?

Ze keken niet eens om naar hun kinderen. Ze láchten. Ze hebben het geluid niet gehoord. Niet opgemerkt.

Mijn eerdere achteloosheid over hun, draait plots om in afschuw. Gal komt op in mijn keel en even heb ik het gevoel dat ik moet overgeven.

Haat begint ergens in mij aan te wakkeren, en als ik hem begin
op te merken, steek ik hem weg, diep in mij, achter slot en grendel.

[ credits: Animals178 ]

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro