Hoofdstuk 5

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

[ opgedragen aan GeneraalBouch, bedankt voor alle lieve comments ]

Na al mijn woelige gedachten besluit ik dat het tijd is om terug te slapen, maar ik durf het licht niet uit te doen. Bang dat de moordenaar mij weer een nachtelijk bezoekje komt brengen. Ik zit recht in bed en ik bedenk me waarom ik zelfs moeite heb gedaan om James zijn kamer te onderzoeken. Natuurlijk heeft de politie dat al gedaan. En zij zullen wel wat beter en grondiger te werk zijn gegaan. Maar hun onderzoek heeft ook niet zoveel opgebracht want ze hebben geen enkele aanwijzing gevonden die naar zijn dood verwijst.

Ik sta op en ijsbeer doelloos in James' kamer. Hoewel ik vrees dat slapen er toch niet van komt, laat ik me met een terug vallen op zijn bed. Als ik mij even omdraai, voel ik iets in mijn zij steken. Een mes. Schiet even door mijn hoofd, maar het voelt niet scherp. En als ik even kijk, zie ik inderdaad geen mes. Alleen een klein hoekje dat van onder zijn bed overtrek uitsteekt. Rillingen kruipen direct over mijn rug.

Ik heb het voorgevoel dat dit belangrijk is.

Ik kruip -voor de tweede keer vandaag- uit bed en trek het donsdeken en het hoofdkussen er met een ruk af, ik kleed het bed helemaal uit, maar er ligt niets. Totdat ik me opeens bedenk dat ik nog niet ín zijn matras heb gekeken.

Mijn handen verkennen zijn matras helemaal, en opeens voel ik een opening, ergens aan de zijkant.

Voorzichtig volgen mijn vingers de weg naar een grote holte in de matras. Zoekend baan ik me een weg door alle pluisjes tot ik op iets hard bots.
Hebbes.
Het is de kaft van een schrift, merk ik wanneer ik met wat wrikken het schrift uit de matras heb gehaald. Het is van echt papier. Ik streel de bladeren zorgvuldig en glimlach in mezelf. James is slim. Want als dit schriftje net zo belangrijk en geheim is als het lijkt, dan zou het technische team van de President dit nooit kunnen vinden. Dat team vind alles online, maar dat moet ook, want alles wordt online of op de computer gedaan. Papier is voor het laatst gebruikt toen we nog in de Bovenwereld woonden. Duizend jaar geleden. Ik vraag me af hoe hij hieraan is gekomen. Gelukkig voor hem moesten we leren schrijven op school. Waarschijnlijk is dat nog van de oude regels van vroeger. Ik richt mijn aandacht weer op het schrift. Het heeft een simpele bruine kaft, waar niets opstaat. Het is geen dagboek, concludeer ik, want er zit geen slot op, maar het voelt toch wel heel erg privé aan.
Mijn handen bibberen als ik de eerste pagina omsla.

De kleur groen is het eerste wat me opvalt. Groen op de grond, en groen in de lucht. Hangend aan donkere palen. Wat is dít? Waarom heb ik niets van dit alles ooit gezien? Deze foto's, vanwaar komen ze? Op het internet vind je dit soort dingen toch niet?
Of is het getekend?
Ik bekijk de pagina goed, en nee, het is niet getekend. Want je kan overduidelijk zien dat het een foto is die op het blad is geplakt.

Geprikkeld door nieuwsgierigheid sla ik de bladzijde om.
Met grote ogen lees ik de tekst die in James vreselijke handschrift is geschreven:

Papa + President = ?

Natuur?  Bomen gras groen.

Is de Bovenwereld bewoonbaar?

Ik slik en laat mijn blik over alle pagina's glijden, zoekend naar iets interessant dat ik kan begrijpen, en niet allemaal woorden uit de aardrijkskundeles. Bijvoorbeeld met wat James bedoelde met papa en de President. Bedoelt hij iets met zaken? Want Dawsons Company regelt heel wat met mevrouw Weatherfield. Ze hebben immers toestemming nodig om verluchtingsbuizen te plaatsen. En wat is natuur? En bomen... Gras? En waarom komt de kleur groen overal naar voor?

Ik sla het schrift met een klap dicht en haal diep adem. Genoeg. Genoeg voor vandaag. Waarom heeft de politie dit niet gevonden? Hun onderzoek was dan toch niet zo grondig. Maar dat is toch hun taak? Waarom zouden ze niet in een matras zoeken? Zo slim moeten ze toch wel zijn? Als je iets verborgen zoekt, dan zoek je toch juist op de plekken waar je niets verwacht te vinden?

In een opwelling en in pure onrust bel ik naar Kayla. Ik bijt op mijn lip terwijl ik haar nummer intoets. Ik weet dat ik een waardeloze vriendin ben –of zelfs een slechte. Ik bel haar alleen als ik haar nodig heb, en als zij mij nodig heeft, dan doe ik alsof ik niet besta. Nadat de pieptoon één keer is overgegaan neemt mijn beste vriendin al op, en weer betrap ik mezelf er op dat ik me een slechte vriendin voel. Kayla staat altijd voor me klaar. Ik moet alleen maar in mijn vingers knippen of het scheelt niet veel.

'Ja Grace?' klinkt haar vertrouwde stem.

Mijn lip trilt en ik knipper een paar keer snel met mijn ogen om aan een tranenwaterval te ontsnappen, maar als ik mijn mond opendoe op te antwoorden rollen de tranen onophoudelijk over mijn bevende wangen.                  
'Grace!' schrikt Kayla, 'Gaat het wel?'                                                 

Ik snik als antwoord en het enige wat ik kan uitbrengen is James. De leegte die hij heeft achtergelaten valt me abrupt zwaar.                                                                         
'Wacht Grace, ik kom eraan.' Na een korte pauze zegt ze: 'Ik ben er over een kleine tien minuten.'

Ik raap mezelf bijeen en voor ik het weet gaat de bel al. Ik haal nog een keer diep adem, wrijf de laatste tranen uit mijn ooghoeken en open de deur. Ik schenk Kayla, die met een bezorgde glimlach in de deuropening staat, een waterig lachje terug. Eenmaal in mijn kamer aangekomen kan ik het niet meer houden. Ik vertel alles. Een stortvloed van woorden beneemt me de adem terwijl ik vertel over hoe ik me voel, dat ik vind dat de politie te weinig onderzoek doet en dat ik iets heb gevonden dat heel belangrijk kan zijn in verband met zijn dood. Ik vertel alles behalve dat ik erbij was die nacht bij James en de jongen die in mijn kamer heeft ingebroken. Kayla neemt alles met haar grote chocoladebruine ogen in haar op. Maar als ze vraagt wat dat iets precies is, antwoord ik met: 'Een soort document.' Ik vertel niet dat het niet op de computer is gemaakt en dat het echt handgeschreven is.                 

'En wat staat er in?' vraagt ze met blozende wangen. Ze staart naar de glanzende witte vloer op de grond.

'Ik weet het niet.' lieg ik, en ik voel me weer beroerd. 'Er staat een slot op.'                             

Ik vertrouw Kayla. Echt waar. Maar dit is iets tussen mij en James en houd ik voorlopig liever nog privé. Bovendien heb ik van mijn ouders geleerd dat je nooit iemand blind mag vertrouwen. Niet in vriendschappen, niet in relaties en zeker niet in zakenrelaties. Ik heb hem altijd tegengesproken want ik vind dat een goede relatie altijd is gebouwd opvertrouwen. Maar deze informatie... Ik begrijp er te weinig van. Misschien vertel ik haar er later wel over.

Misschien.

           
Na een paar uur te hebben gebabbeld over James, en van alles en nog wat –vooral andere jongens- vertrekt Kayla. Ik moest moeite doen om haar niet te vertellen over de mysterieuze jongen. Ze zou het ge-wel-dig vinden, en meteen denken dat hij mijn prins op het witte paard is. Maar hoe zou ik de reden verklaren waarom hij in mijn kamer was? In de nacht. Mijn beste vriendin zou me eerst vragen waarom hij in mijn kamer was, wat hij zei en dan zou ik haar alles moeten vertellen over James' dood. Dat ik erbij was. En hoeveel ik ook van haar houd, ik kan dit niet aan haar vertellen. Nog niet. Daarna zou ze me bevelen hem op te zoeken. En dat wil ik ook, maar niet om de romantische reden. Momenteel staat romantiek op de laatste plaats op mijn prioriteitenlijstje. En bovenaan staat: de moordenaar van James vinden. En de reden van zijn dood. En wat die jongen in mijn kamer deed. En dat zal ik uitzoeken op een zakelijke manier waar niets van romantiek bij komt kijken.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro