Hoofdstuk 6

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Als ik de volgende ochtend opsta, zit mijn vader aan de ontbijttafel. Vreemd, normaalgezien hoor ik altijd de voordeur opengaan in de nacht als mijn ouders thuiskomen. Mijn vader leest de krant op zijn computer. Ik had mijn ouders nog niet zo vroeg thuis verwacht.

'Goedemorgen.' Zeg ik dan

Als antwoord krijg ik een onverstaanbaar gemompel.

'Waar is mama?'

Nu kijkt hij pas op van zijn scherm, 'In de Fabriek. Ze moet nog een paar materialen goedkeuren voor de nieuwe verluchtingsbuizen.'      

'Oké. Fijn dat je thuis bent, papa.' En dat meen ik.
De zin die hij net tegen me zei, was de langste zin die hij in tijden tegen me heeft gezegd.

'Hm... Ik blijf niet lang.' Fronst hij, waarschijnlijk omdat hij iets niet begrijpt wat in de krant staat. 'Ik ga straks terug naar Camille.' Camille?
Betrapt kijkt hij op, maar die emotie in zijn ogen gaat even snel weg als hij is gekomen en ik had hem bijna gemist als ik hem niet zo aandachtig aan het bekijken was.

'Wie is Camille?'

Het is een tijdje stil.

'De President, Mevrouw Weatherfield.'

En hij gaat ongeïnteresseerd verder op zijn computer, maar ik denk dat dat gespeeld is. Ik denk weer aan wat James in het schriftje had geschreven.

Papa + President?

Wat bedoelde Jay hiermee? Een relatie? Nee dat kan toch niet? Of iets op zakelijk gebied?
Mijn vader staat op en pakt de plateau met voedingssupplementen. Ik ga achter hem aan om twee glazen met water te vullen. Er wordt niet veel gezegd als ik over hem aan tafel ga zitten. Ik neem de smaakloze tabletten in en trek een gezicht. Vitamine A voor een gezonde huid en ogen en voor de groei, vitamine B voor het hart, vitamine C voor genoeg ijzer in mijn lichaam en energie om de dag door te komen, vitamine D voor mijn botten en tanden en ten slotte vitamine E voor mijn bloeddoorstroming. Ik neem nog wat vitamine C mee voor deze middag op school.
Blijkbaar kreeg je deze vitamines vroeger in via voedsel. Op de Bovenwereld. Dan moest je erop kauwen. Vreemd.

'Volgens mij moet jij naar school, niet?' Vult mijn vader de stilte.

Ik knik snel, drink de rest van mijn water op en maak me klaar om te vertrekken. Maar ik ga niet naar school bedenk ik me plots. Als ik er wil achter komen wát mijn vader precies bij de President gaat doen, dan moet ik hem volgen.

Ik pak mijn boekentas om geen argwaan te wekken en loop naar de voordeur. Een 'tot straks' verlaat mijn mond nog voordat de deur met een klap dichtgaat. Ik verwacht niet dat mijn vader direct vertrekt dus ik doe even de moeite om een rondje rond de blok te lopen. Alle gebouwen zijn smal, rechthoekig en verticaal. Ze starten de bodem van de Benedenwereld en eindigen aan het plafond waarachter de Bovenwereld zit verstopt.
Felle lampen wisselen zich af met de -ook al- witte verluchtingsbuizen die alle nodige zuurstof binnenlaten.

'Hé!' Hoor ik opeens achter me, 'Moet jij niet naar school?'

Als ik me omdraai kijk ik recht in de lichtgroene ogen van mijn bemoeizuchtige buurvrouw.

Ik staar haar even nietszeggend aan en zeg dan: 'Ja, ik maakte nog even een rondje. Ik vertrek zo naar de metro.'

Even kijkt ze me bedenkend aan en dan haalt ze haar taxi-kaart boven. Ik schud snel van nee, maar ze drukt al op het blauwe knopje. Het hoge bekende piep-toontje klinkt als teken dat haar locatie is doorgegeven en dat er een taxi onderweg is. Even later komt er een zoevende éénpersoonstaxi tot stilstand.

'Dat had u echt niet moeten doen.' Zeg ik, 'Ik kon ook gewoon de metro nemen.'

'Ach meid, een taxiritje naar school kost niet zoveel hoor.' Lacht ze.
Ik lach voorzichtig terug en als ik op trapje dat uit de taxi - die een paar meter boven de grond hangt- is gekomen, denk ik bij mezelf, het ritje zal wat langer duren. En wat duurder zijn. Naar school duurt het misschien een kleine tien minuten maar mijn eindbestemming is vandaag ergens anders.

Ik druk op de spraakknop en zeg: 'het huis van de President'.

Het pieptoontke klinkt weer en de taxi zoeft verder op het magnetisch veld.
Eerst waren er nog taxichauffeurs, in het prille begin van de eerste mensen die onder de grond woonden, maar nu we alles kunnen doen met elektriciteit, en er beter betaalde jobs zijn, zijn er geen taxichauffeurs meer. In de taxi houden alleen de gps en de automatische piloot ín de taxi mij gezelschap. Ik druk weer op de spraakknop en vraag hoe lang het nog zal duren, waarop de automatische piloot op een monotone toon antwoord:

'Nog zevenentwintig minuten.'

Ik probeer het mij gemakkelijker te maken en schuif wat dichter naar het raam toe om de stad te bewonderen. Hoe meer je naar het midden gaat in het Centrum, naar de Diamant, hoe groter de huizen zijn en hoe chiquer de stad wordt.

'Welkom in de Diamant.'

Deelt de taxi mee en voor ik het weet stopt hij voor een gigantisch gebouw, omgeven door bewakers met donkerblauwe pakken aan. Het huis van de President. Ik blaas mijn adem uit zonder dat ik wist dat ik het had ingehouden.
Ik bekijk de bewakers nauwkeurig. Aan hun middel hangt een geweer en ik huiver. Als ik wil binnengaan in het gebouw zal ik er niet zonder kleerscheuren vanaf komen.

Plots word ik omvergelopen door een ietwat dikke, kale man met een zwart krijtstreeppak aan.
Hij beent gehaast op zijn blinkende schoenen op één van de bewakers af en kijkt niet eens om. Ik snuif.
Alle mensen zijn hier om ter deftigst gekleed en ik voel me een buitenbeentje ik mijn lange witte broek en lichtblauwe blouse.

Mannen dragen pakken en vrouwen dure halskettingen, gigantische oorbellen en bombastische ringen.
Mijn ogen vliegen weer naar de man die mij omver heeft gelopen. Hij staat bij de bewaker en praat met grote handgebaren. Zijn hoofd begint rood aan te lopen van woede en hij neemt een zakdoekje uit het zakje in zijn vest om het blinkend zweet van zijn hoofd af te vegen. Uiteindelijk opent hij zijn aktetas, rommelt er een tijdje in en neemt er een pasje uit. De bewaker bestudeert het pasje en laat de man -die zijn jasje gefrustreerd rechttrekt- dan door in het gebouw.
Ik zucht, door alle commotie was ik even vergeten dat ik ook binnen moet gaan in haar huis-en-kantoor. En ik heb ook geen idee waar ik mijn vader kan vinden.

Ik besluit een rondje rond het kraaknette gebouw te lopen om te zien of er ergens een achteringang is, en of ik daar kan binnenkomen.

Na een vijftal minuutjes wandelen heb ik eindelijk een dienstingang gevonden. Maar wat ik daar aantref is niet wat ik verwachtte. Een bewaker ligt op de grond. Buiten bewustzijn. Zijn kaak begint al flink blauw te zien. Maar waar ik nog meer geschokt om ben, zijn de mensen die er rond staan.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro